Vanmorgen ga ik niet naar
school. Dat haal ik wel in. Natuurlijk komen papa en mama, door alle
omstandigheden aangeslagen, even verhaal
halen. De nachtelijke operatie mag dan rustig verlopen zijn, maar het moet wel
allemaal verwerkt worden. Ze zitten er net zo vol van als ik. Het is goed dat
wij elkaar hebben en ondersteunen en dat mijn familie zo met ons meeleeft. Mijn
ouders doen hun best ons bij te staan, maar zelf zitten ze er ook middenin en
hebben veel ellende van zijn uitbarstingen, de harde muziek en het geschreeuw
over moordplannen. Mijn moeder loopt op de toppen van haar tenen. Als het uit
de hand was gelopen zou Rina in ieder geval als eerste voor hen bij de hand
zijn geweest en dan had ze mij kunnen waarschuwen.
Voor de kinderen is het ook
een grote emotionele belasting. Ik probeer alle narigheid zoveel mogelijk bij
hen vandaan te houden, maar dat is een onbegonnen zaak. Zij hebben toch de
contacten rechtstreeks met hun vader. Ze zijn te groot om hen bij Peter vandaan te houden en te jong om
zichzelf van hem te distantiëren.
Ik bel de vriendin van
Peter op die al een tijdje met mijn auto rijdt. Zo voel ik dat nog steeds, ‘mijn
auto’, want het financiële deel is nog niet afgerond. Ze is heel reëel als ik
haar de situatie uitleg. Ze wil hem wel opvangen als het nodig is. Daar ben ik
blij om.
Boersma staat ‘s middags om
twee uur weer bij me voor de deur. Hij heeft uitgebreid met Peter in de
politiecel kunnen praten. Hij was rustig, weer een beetje bij zinnen gekomen en
blijft bij hem onder behandeling. Na het gesprek is hij weer naar huis
gestuurd. Volgens hem is Peter er nu zelf van overtuigd dat hij hulp nodig
heeft. Ik krijg hoop dat Boersma het vertrouwen van Peter heeft weten te winnen en dat er iets zal gebeuren
in de goede richting. Peter heeft hem beloofd geen contact meer met mij te
zoeken en de kinderen niet uit te horen. Boersma zorgt ervoor dat ik door dit
gesprekje mijn angst voor represailles wat kan relativeren. Helaas weet ik wat
de beloften van Peter waard zijn maar het klinkt niet zo bedreigend meer. Peter
heeft nu hopelijk het gevoel dat hij op Boersma of Ruis terug kan vallen.
Misschien helpt dat en ik blijf hopen dat de dreigementen minder zullen worden
of overgaan.
Ik herstel me weer vrij
snel, want ik moet toch verder. Vanavond zijn de jongens op kosten van oma en
opa naar de bioscoop gegaan. Ik heb geen
zin om mee te gaan. De emoties maken me zo moe. De film die ze uitzoeken, heeft
totaal mijn interesse niet en al zou dat anders zijn dan nog blijf ik nu liever
thuis. Voor hen is het goed even wat afleiding te zoeken. De druk is zo groot.
Ik sta tijdens de afwas een
beetje bij te komen en herinner me dat ik, een tijdje geleden, van een bezoekje
overdag aan mijn ouders naar huis toe liep. Ik hoorde het bestelbusje van Peter
achter me aankomen. Dat geluid ken ik uit duizenden. Voor me was een
parkeerplaats met een muurtje en ik dacht: als hij me nu van kant wil maken kan
hij me zo van achter daartegen te pletter rijden. Ik liep door en deed alsof ik
niets in de gaten had. Het riep een enorme spanning op, maar niet de angst die
er was toen ik in paniek voor hem wegrende uit de caravan. Ik hoorde de auto
afremmen en Peter kwam langszij rijden. Hij draaide het raampje van de auto
open en vroeg hoe het met me ging.
“Goed,” antwoordde ik.
Hij twijfelde wat maar reed
toch door. Spannend was het wel.
Opmerkelijk dat
angstgevoelens zo verschillend kunnen zijn. De herinnering aan de vlucht uit de
caravan is nu anders dan de werkelijkheid van het moment. Nu beleef ik het als
een gebeurtenis uit het verleden. Toen het gebeurde was er een onderdrukte
paniek die uitmondde in de vlucht. Daarvan ben ik nu de toeschouwer die het aan
de lijve meemaakte en dat is een heel andere angst. De angst voor de angst is
groot, maar is geen paniek.
Ik ben altijd voorzichtig
en kijk steeds of ik Peter ergens zie aankomen.
Ik val in slaap op de bank
tot de jongens weer thuiskomen van de film. Emoties werken uitputtend. We gaan
naar bed en de hele nacht slaap ik als een roos tot de volgende ochtend.
Het is bijna
voorjaarsvakantie. Nu ik het autootje van oom mag gebruiken, zou ik er graag
even met de jongens tussenuit willen. Even iets anders, weg van alle problemen
en moeilijkheden. De Ardennen lijken me leuk.
Ruis zal het paspoort aan
Peter vragen, want Mark staat op zijn document. Het is handiger dat hij er bij
mij op komt te staan of dat hij er zelf een krijgt als ik ze mee op vakantie
wil nemen. Maar Peter schijnt erg in de put te zitten en het is Ruis niet
gelukt hem te benaderen. We moeten maar iets anders bedenken. Ik heb wat
informatie ingewonnen over jeugdherbergen en hoor dat de regels veranderd zijn.
Samen met de kinderen mag ik daar, zelfs op mijn leeftijd, nu toch gewoon
gebruik van maken. Bof ik even, dat was vroeger anders.
’s Morgens eind februari
vertrekken we met ons ‘gele gevaar’ in
de richting van Giethoorn. We gaan naar het museum 'De Goede Aarde' en wandelen
lekker langs de vaarten. We eten een patatje en rijden dan verder naar het
noorden. Het is koud maar droog en helder vriesweer. Wat voel ik me wonderlijk
vrij na zoveel jaren. Het is heerlijk met de kinderen op stap te zijn en zelf
te beslissen waarheen, bijna zorgeloos.
Onderweg in de auto heeft
Tommy in het boekje een jeugdherberg in Grouw ontdekt. Bij de inschrijving
krijgen we te horen dat we met de neus in de boter vallen. We kunnen nog boeken
voor een midweek met allerlei activiteiten. We overleggen even samen en de jongens
hebben er wel oren naar. Iedere dag is er iets anders te doen.
’s Avonds bij de maaltijd
horen we dat er schaatsen op het programma staat. Het heeft gevroren, maar we
hebben die gladde ijzers niet bij ons. We kunnen twee paar lenen en ik kan nog een paar voor een tientje overnemen van
een mede vakantiegangster, waar haar
zoontje uitgegroeid is. Zo kunnen we alle drie meedoen aan het schaatsuitje op
een ondergelopen pleintje in een nabijgelegen dorp. We zingen als we onderweg
in de bus zitten met de groep. Het zijn hoofdzakelijk alleenstaande moeders met
jongere kinderen. Alle dagen zijn een feest. We bezoeken een museumboerderij
drinken koffie met krentenwegge, kijken naar een prachtige diaserie in het
kerkje op de Altvaersroute en wandelen door Makkum, waar we koffie drinken in
een restaurantje dicht bij de sluis.
In de herberg teruggekomen
vieren we St. Pieter. Drie vrouwen van de groep maken zich zwart en trekken
pyjama's aan. Het is zo gezellig met al die verschillende mensen van twee tot
zesenvijftig jaar. Het wordt een lange avond. Half vier gaan we naar bed de
jongens incluis.
We gaan naar de veemarkt in
Leeuwarden. Tussen al het vee in de hallen is ook veel leed te ontdekken. Ik
zie een koe met een gebroken poot liggen en alle dieren zien er in mijn optie
zo triest uit, nee dit is geen plek die ik aangenaam kan vinden. Ik merk dat ik
mijn kop liever in het zand steek voor zoveel dierenleed, waar onmiddellijk
mijn eigen emotionele ellende bij aanhaakt. Het grijpt me naar de keel. Dat is
voor mij geen onverdeeld genoegen.
De jongens hebben het naar
hun zin. Tommy vindt deze vakantie nog leuker dan die we in Frankrijk
doorbrachten samen met Anton, Lisa en hun dochtertje Petra.
Vrijdag na de lunch moeten
we weer naar huis en ik rijd achter de, met bloemenstickers versierde ‘lelijke
eend’ van Babs en de kinderen aan tot waar onze wegen zich scheiden. Dan wuiven
we elkaar uitbundig gedag.
Die moeder van mij is toch
ook een schat, heeft ze mijn hele huis opgeruimd en gepoetst. Als we thuis
komen is alles spik en span. We hebben heel wat energie opgedaan en kunnen weer
tegen een stootje. Het was een vermoeiende vakantie maar zo geweldig.
Peter zegt tegen Tommy dat
hij dat ook wel leuk zou vinden, zo’n vakantie, maar dat hij er nooit de kans
voor heeft gehad. Zou hij dat nu echt zelf geloven?
Peter is weer bezig. Ik
hoor van Rina dat hij de muziek keihard draait en weer luidkeels schreeuwt dat
hij de hele familie van kant zal maken. Om half twaalf ’s nachts is ze nog naar
mijn ouders gegaan en heeft mijn moeder van ellende maar thee gezet. Ze konden
toch niet slapen. Dat lijkt een vast, nachtelijk ritueel te worden bij
ongemakken.
Ik probeer Ruis of Boersma
te bellen, maar krijg ze geen van beiden te pakken. Ik wil hen vertellen dat
het helemaal niet goed met hem gaat. En zo draaien we weer in een kringetje
rond.
Ik ben een ander huis aan
het zoeken, want hier is het veel te klein. Het is uiteindelijk een tijdelijke
oplossing, dit flatje. Daar staat tegenover dat ik hier redelijk veilig zit
door de intercom. Ik kan altijd vragen wie er aan de deur staat.
Af en toe zou ik medelijden
met mezelf krijgen. Vooral onder het
strijken, dat is altijd een bezigheid om mezelf zielig te gaan vinden. Tijdens
dat werkje stond ik voor de echtscheiding mijn hele wegloopactie voor te
bereiden, want dan blijven mijn gedachten in een kringetje ronddraaien. Toen ik
dat aan Rina vertelde kwam de lerares Engels in haar naar boven met de
uitspraak: ‘Iron your troubles away.’
De school is weer begonnen
en ik voel me nu alweer meegenomen door alle toestanden. De hele week zit vol
repetities voor het overgangsrapport . Ik was laatst tot overmaat van ramp mijn
portemonnee en wiskundeschrift vergeten. Ik moest geld voor de koffie lenen.
Het scheelde weinig of ik barstte op school in huilen uit. Verdomde ellende. Ik
heb mezelf een glaasje kersenbrandewijn ingeschonken en ben soep aan het koken,
dat wekt de eetlust misschien een beetje op. Vanavond blijf ik lekker thuis en
ga nog wat Franse woordjes leren. Verder wil ik nog even fijn gaan haken,
breien, tekenen, of lezen en dan zie ik het hopelijk weer een beetje zitten.
Als je niet af wilt knappen dan doe je het ook niet.
Mijn vader viert zijn
verjaardag. Hij is op een donderdag
jarig en op die dag is het Peters gewoonte naar de kroeg te gaan. Ik voorzie
vervelende dingen en zit daarover in. Het is me onmogelijk te genieten van de
gezelligheid rond papa’s verjaardag. Ik zit de hele avond in de zenuwen. Ik
hoop dat ik de enige ben, maar betwijfel dat. Wat is het moeilijk om los te komen
van deze nare omstandigheden en mijn focus op iets anders te richten. Vroeger
was het leuk om bij elkaar te wonen. We hadden veel gezelligheid aan elkaar. Nu
is het een probleem.
Om tien uur horen we Peter
de trap op gaan. Als we later op de avond afscheid nemen, staat hij boven hard
op het raam te tikken en iedereen met zijn dronken kop uit te zwaaien.
Zondagavond gaat Tommy naar
zijn vader. Hij wil wat platen op een audio bandje overnemen. Als hij nog maar
net de deur uit is belt Rina me op. Het is helemaal mis. Even later komt Tommy
al terug met de bekende verhalen. Hij heeft weer moordplannen en zal alles
regelen voor de kinderen, mijn auto rijdt niet lang meer enzovoort.
Ik word er zo moe van en
besluit maatregelen te nemen voor het geval
hij echt een keer uit zal voeren wat hij in zijn dolle kop haalt. Ik
overleg met Rina en zij vindt het goed dat ik een testament bij de notaris laat
maken waarin ik haar als voogd over de kinderen benoem. Dat gaat wel weer ten
koste van het weinige geld dat ik heb, maar het lijkt me belangrijk. Mijn
ouders brengen weer eens financieel uitkomst.
De notaris wijst mij op het
feit dat dit door Peter aangevochten kan worden. Dat had ik wel vermoed, maar
het geeft mij een beetje meer het gevoel dat ik mijn best heb gedaan. Ik ga er
ook vanuit dat Peter de voogdij over de kinderen zal worden ontnomen als hij
een misdaad begaat. Ik weet dan in ieder geval dat Rina gemachtigd is om
beslissingen voor hen te nemen als ik er niet meer zou zijn en dat is goed,
daar kan ik op vertrouwen. Ook dit is weer geregeld. Het kost me allemaal
bergen energie en ik loop op de toppen van mijn tenen. Toch blijf ik in de
basis, heel diep van binnen een gevoel van blijdschap herkennen, omdat ik weet
dat het leven zonder deze man beter is dan met hem. Naast de ellende geniet ik
nog steeds van alle dingen die er nu op mijn pad komen. Ik moet er niet aan
denken dat ik toch bij hem zou zijn gebleven of dat ik naar hem terug zou zijn
gegaan. Dat is pas echt een nachtmerrie.
Vroeger als ik in de avond
op Peter zat te wachten en me afvroeg hoe hij weer thuis zou komen, stelde ik
me voor dat ik de politie zou bellen zodat ze hem aan konden houden voor
dronken achter het stuur zitten. Die moed heb ik nooit op kunnen brengen. Ook
stelde ik me voor dat hij een ongeluk zou veroorzaken en gehandicapt thuis zou
komen te zitten. Ik wist dat ik hem dan niet meer in de steek zou laten. Dat
betekende ook dat ik moest handelen en vertrekken voor hij ongelukken zou maken
en het voor mij psychisch onmogelijk zou worden weg te gaan.
Nu ik bij hem weg ben en
hij het ons zo moeilijk maakt, hoop ik soms dat hij een keer verongelukt. Ik
vind dat je zoiets niet mag denken, maar kan er niet aan ontkomen. Wat zou het
leven goed zijn zonder hem, maar ik vrees dat ik nooit van hem afkom. Het is zo
onbegrijpelijk en onredelijk zoals hij denkt en doet. Was er maar iemand die
vat op hem had en hem een beetje verstand bij kon brengen. Als hij normaal na
zou
denken, zou hij toch anders zijn. Hij wil
steeds van de kinderen weten of er een ander is. Hij zou een extra reden hebben
voor een moord. Ik hoop toch maar dat hij me laat leven.
Iedere keer raken de
kinderen in zo’n toestand betrokken. Steeds weer probeert Tommy hem kalmerend
toe te spreken. Mark heeft toen Peter met een mes zwaaide en dreigde: “Ik ga je
moeder vermoorden!” zijn eigen zakmesje in de bielzen tafel gestoken en gezegd.
“Als je het lef hebt dat te doen dan maak ik jou van kant!”
Ik hoop dat ze sterk genoeg
zijn om al deze emoties op een goede manier te doorstaan. Ze zijn nog zo jong.
Enfin de maand februari zijn we weer heelhuids doorgekomen.
Het nieuwste is dat Peter
aan Mark heeft gevraagd of hij wat orchideeën voor me mee wil nemen die zijn
baas kweekt. Af en toe transporteert Peter ze. Mark heeft nee gezegd. Hij heeft
goed begrepen dat je zoiets niet kunt combineren met alle agressie. Ik ben
benieuwd wanneer hij weer gaat schelden.
Ik heb dagelijks
geïnformeerd hoe het gaat met papa en mama. Nu bel ik ze één keer niet en dan
zijn de poppen weer aan het dansen. Ik maak een afspraak met Ruis en Rina gaat
met me mee. Daar heb ik natuurlijk ook weer de zenuwen van, maar dat is nergens
voor nodig, want Ruis is ontzettend rustig en aardig. Hij raadt me aan om met
Boersma te gaan praten en hem om een urgentieverklaring te vragen voor een
woning verder uit de buurt.
Wij kunnen wel verhuizen,
maar daar zijn mijn ouders nog niet mee geholpen. Het huis is hun eigendom en
Peter krijg je er niet zo eenvoudig uit. Rina mag Ruis ook meteen bellen als er
weer iets gebeurt, of als er overlast is. Dat heb ik mijn ouders ook al
verteld, maar de politie bellen, dat zullen ze waarschijnlijk niet doen.
Ik heb het de hele dag
koud, misschien ook wel omdat ik zo mager ben. Het liefst verslaap ik mijn
tijd, dan hoef ik nergens aan te denken. Ik moet gewoon maar bezig blijven dan
gaat het wel. Wanneer ik stil kom te zitten,
word ik misselijk. Hopelijk krijg ik weer zin om iets te doen als de
spanning wat is weggevloeid.
Als iemand me vraagt hoe
het met me gaat is mijn standaard antwoord altijd ‘goed hoor’, maar op dit
moment is dat een leugen. De eerlijkheid gebiedt me te zeggen “Het gaat wel hoor.” Want dat ligt toch een
beetje dichter bij de waarheid.
Ik kom uit de supermarkt
met een doos boodschappen en jawel, daar staat hij weer. Ik loop terug de winkel in en wacht tot ik
hem weg zie rijden. Met knikkende knieën zet ik de boodschappen op de
achterbank en rijd naar huis. Thuisgekomen zie ik hem in tegenovergestelde
richting weer langsrijden en ik durf niet te stoppen voor de flat. Dus moet ik doorrijden
alsof ik nog ergens anders naartoe ga. Goed oplettend rijd ik nog wat rond. Als
ik niets zie stop ik voor ons appartement en vlucht naar boven de boodschappen
in de auto achterlatend. Tommy haalt ze er later wel uit. Gelukkig liggen er
geen diepgevroren boodschappen in.
Peter heeft Tommy later
verteld dat hij heeft gezien hoe ik naar vluchtwegen zocht en Tom moet
aanhoren:
“Als het niet
vriendschappelijk kan, dan zal ik haar wel weten te vinden. Ik zal een giro
machtiging voor jou laten maken voor als ik er zelf ook niet meer ben.”
Natuurlijk vertelt Tom me
wat hij hoort en dat is beter voor het kind dan het te verzwijgen. Maar het
betekent ook dat ik nauwelijks los kan komen van de dreigementen. Tot nog toe
zat er heel diep verborgen nog steeds medelijden onder mijn gevoelens.
Ik wist niet dat ik ook kon
haten.
Minister Deetman wil
bezuiniging- en reorganisatieplannen voor het onderwijs invoeren. Ook daar houd
ik me nu mee bezig. Het geeft natuurlijk de nodige afleiding. Ik ga naar de
scholengemeenschap van Mark voor een vergadering. Met Rina, ga ik mee naar de
kelder van het Stadhuis. Daar ontmoeten we ook nog mijn docenten en
medestudentenstudenten van de volwasseneducatie. Na afloop zitten we met z’n
allen in de kroeg om na te praten. Het is voor mij zo nieuw en anders. Het zijn
de dingen die me op de been houden. Ik voel me betrokken en gezien.
Ik ben niet laat thuis.
Tommy zegt geen boe of bah. Ik laat hem een tijdje pruttelen, maar als hij naar
bed gaat, houd ik dat niet meer vol en ik ga naar hem toe.
“Ik vind het heel moeilijk
als je zo stug reageert. Is er iets?”
“Ach ja, iedereen heeft
weleens een baaldag.”
“Ja, dat begrijp ik. Net
als ik wanneer ik weer eens van streek ben. Nou oké dan, welterusten lieverd.”
Even later komt hij zijn bed
weer uit. Hij wil me een mop vertellen en wacht even tot ik klaar ben met mijn
bezigheden.
“Waarom is het Turkse
woordenboek zo dun?”
Ik weet het niet.
“Er staan geen werkwoorden
in.”
Ik houd helemaal niet van
dit soort moppen.
We schateren het uit van
het lachen.
Regelmatig komt Boersma
even met me praten. Dat vind ik heerlijk. Het lijkt iets van de spanning weg te
nemen. Misschien omdat ik hem vertrouw en hoop dat hij daadwerkelijk invloed
zal hebben. Ik vertel hem over school en dat ik diep in mijn hart graag
filosofie zou willen studeren. Dat zal niet haalbaar zijn. Ten eerste zal ik
nooit toestemming krijgen van de sociale dienst om te studeren en Boersma
verzekert me dat het bijna onmogelijk is om als filosoof werk te krijgen. Ik
haal goede cijfers, maar het is belangrijk dat ik een baan vind als ik
diploma’s heb. Het zal iets praktisch moeten worden waar ik me in ga verdiepen.
Hij vindt het ook
noodzakelijk dat ik een andere woning krijg, op een plek waar ik niet zo
makkelijk meer met Peter geconfronteerd word. Verder weg uit deze omgeving. Hij
belooft me contact op te nemen met de woningstichting.
Peter wil toch Tommy
machtigen voor zijn girorekening.
“Als de stoppen doorslaan kan Tommy aan het
geld komen,” zegt hij.
Hij heeft een videorecorder
gekocht en ik moet nog steeds drieduizend gulden van hem hebben, de helft van
de autowaarde. Het stoort me mateloos dat ik dat nog niet heb. Tommy brengt tot
overmaat van ramp een pak koffie van Peter mee met de boodschap dat ik het geld
zelf maar moet komen halen. Belachelijke situaties creëert hij. Wat moet ik in
godsnaam met een pak koffie? Tommy terugsturen met het pakje koffie onder zijn
arm? Dat wil ik hem niet aandoen, maar hij vindt het niet erg het pak terug te
brengen en daar leg ik me dan maar bij neer. Wat moet ik anders? Het zijn zulke
onbegrijpelijke situaties waar ik oplossingen voor wil bedenken. Maar zijn ze
wel op te lossen?
Ruis zal contact met Peter
opnemen over het geld, maar hij heeft hem nog steeds niet kunnen bereiken.
Met Ans ga ik naar Willem
I. Daar treedt een vrouwenmuziekband op. Enkele vrouwen in de klas zijn
lesbisch. Lidia de lerares biologie is er ook.
Het is zo´n andere omgeving dan een voetbalvereniging. Ik geniet met
volle teugen van al die nieuwe indrukken. Ik heb het idee dat ik veel in te
halen heb. Ik voel dat ik leef. De wereld is zoveel groter dan ik ooit heb
ervaren. Nooit had ik durven vermoeden dat al deze nieuwe dingen op mijn pad
zouden komen. Regelmatig zijn er nieuwe uitjes en gebeurtenissen waar ik mijn zinnen
mee kan verzetten. Ze houden me overeind .
Ik ga met Klaas naar
de Mattheus Passion een van de
muziekstukken die ik zo geweldig vind.
In de hal van het stadhuis zitten we op de eerste rij. Het is puur genieten. En
ook lachen, want ik zie de tenor regelmatig met een schuin oog naar Klaas
kijken. Het leidt me wel af van de muziek, maar ik vind het leuk op te merken. Zie ik dat nu omdat ik met
lesbiennes omga? In de pauze vraag ik Klaas of hij het ook in de gaten had en
ja hoor, het was hem niet ontgaan. Hij wordt er wel vaker mee geconfronteerd.
Met Rina en haar
collega’s ga ik mee Indisch eten. Ik
weet niet hoe ik het naar binnen moet werken. Wat is dat heet. Chinees is heel
wat makkelijker te behappen. Ze zeggen dat het wel went. Daar ben ik van overtuigd,
maar zo de eerste keer is het een hele eetervaring met weinig smaak en alleen
maar brand.
Nu is er toch wel iets heel
vervelends gebeurd. Ik ben erg kwaad op Mark geworden. Hij kan ook zo dwars
zijn en luistert dan echt niet meer. Dat kan nog wat worden. Hij is pas een
beginnende puber. Ik heb hem een mep verkocht. Het is voor het eerst dat ik sla
en ik hoop ook voor het laatst. Ik voel me er schuldig over en ben
tegelijkertijd nog steeds boos. Gelukkig hebben we daarna wel een uur gepraat.
Dat is goed en ik zeg hem:
“Maakt niet uit wat er
gebeurt Mark, als we maar samen blijven praten.”
Ik merk dat hij de
scheiding en alle ellende daaromheen toch niet zo eenvoudig verwerkt. Hij lijkt
er oppervlakkig gezien nogal makkelijk doorheen te sluizen, maar dat is schijn.
Het doet hem veel meer dan hij aan de oppervlakte laat merken. Ik moet daar wat
meer rekening mee gaan houden en er aandacht aan schenken.
Tommy schijnt een
vriendinnetje te hebben. Hij wil nieuwe kleren kopen, maar ziet daar toch weer
vanaf en zegt: “Ze wil me omdat ik ben zoals ik ben dus hoef ik me ook niet
mooi aan te kleden.”
Zijn tanden poetst hij nu
heel gedisciplineerd. Dat is ook wel het minste dat hij kan doen, heb ik hem
verteld. Waar een vriendinnetje al niet goed voor is.
Er is een brief van de
advocaat gekomen. Hij vraagt of hij het dossier af kan sluiten, omdat de
echtscheiding verleden jaar al is uitgesproken. Ik zal hem vragen daar nog even
mee te wachten in verband met de drieduizend gulden die ik nog moet krijgen.
1967-1969
In
de zomer na de bevalling van Esther komt de vreugde langzamerhand weer in me
terug en ik begin te genieten van het mooie weer en alle andere dingen om mij
heen.
Eindelijk
ga ik naar de dokter voor de pil die ik nu zonder problemen krijg.
Na
enkele maanden, bij een controle brengt de huisarts me op een idee.
“Heb
je al eens nagedacht of je er niet nog een kind bij wilt?” vaagt hij.
“Nee,” twijfel ik, ”want als het dan weer verkeerd
gaat…”.
“Waarom
zou het weer verkeerd gaan. Alle onderzoeken hebben uitgewezen dat er niets is
om je zorgen over te maken. Je bent gezond en er zijn geen afwijkingen
gevonden. Dat het mis ging was puur toeval. Denk er maar eens over na en
bespreek het met je man.”
Toeval…?
Ik zwijg.
Deze
keer zijn de voorstellen die hij doet zo gek nog niet. Als ik er zelf een
beetje uit ben, stel ik het aan Peter voor en vraag hem wat hij ervan vindt.
Peter vindt het goed en heeft geen enkel bezwaar er een tweede bij te nemen.
Zelf ben ik zonder broertjes of zusjes opgegroeid en heb daar nooit hinder van
ondervonden, maar twee kinderen, dat lijkt me toch wel een fijn idee. Dan heb
ik liever twee kinderen met een niet te groot leeftijdsverschil. Zal ik dan
maar stoppen met de pil?
Al
heel snel ben ik weer in verwachting.
De
zwangerschap verloopt niet moeiteloos,
want ik heb toch de neiging weer een vroeggeboorte te krijgen.
In
de zevende maand van de zwangerschap word ik in het ziekenhuis opgenomen en
krijg ik injecties om de vrucht vast te houden.
De
laatste maanden ontfermt mijn moeder zich over Tommy en het huishouden met
zoveel liefde en genegenheid. Iedere middag wandelt ze met Tommy naar het
ziekenhuis om mij te bezoeken door weer, wind en de uitzonderlijke sneeuwhopen
in maart.
‘s Avonds komt Peter op bezoek. Twee weken
later mag ik weer een tijdje naar huis en moet ik het kalm aan doen.Als ik bijna
uitgeteld ben, krijg ik contracties. Dan mogen de weeën doorzetten, omdat alles
in orde lijkt te zijn.
Als Tommy drieënhalf jaar is, wordt Mark
geboren. Een gezond en vrolijk kind dat heel wat meer aandacht nodig heeft dan
Tommy. Er zijn geen twee kinderen gelijk heb ik me laten vertellen en daar ben
ik het volkomen mee eens.
Wanneer
we thuiskomen met Mark mag Tommy hem vasthouden. Met uitgestrekte armpjes gaat
hij op de bank zitten, helemaal klaar om van zijn broertje te houden.
Klaas is verliefd, niet op
mij maar op een veel jongere leerling van de school waar hij lesgeeft. Ik heb
het er verschrikkelijk moeilijk mee. Ik kan zo slecht afstand nemen van mijn
gevoelens. Vanmorgen hebben we een hele tijd samen getelefoneerd. Hij zegt dat
hij onze vriendschap echt niet wil missen. Dat wil ik ook niet. We doen zulke
leuke dingen samen, maar kan ik dit wel aan?
Ik voel me een egoïst. Als
ik verliefd zou worden op een ander zou ik daarvoor ook niet alle andere
vriendschappen aan de kant willen zetten. Wil ik dan toch meer van hem dan een
vriendschap? Meer dan dit lijkt er echt niet in te zitten. Wat me aan het
lijntje houdt is dat hij zegt:
“Ach, misschien is deze
verliefdheid maar een momentopname.”
En dat geeft me dan weer
hoop. Alle theorieën die ik ooit over een goede relatie heb bedacht, staan op
losse schroeven. Ik begrijp niets meer van mezelf en weet niet hoe ik hiermee
om moet gaan. Ik ben blij dat ik school heb en daardoor ook gedwongen word me
op andere dingen te concentreren.
Zaterdag heb ik weer een
‘buitenschilderles’ van hem. Ik weet niet of ik wel zal gaan. Ik zou willen dat
ik op een vriendschappelijke manier aan hem kan denken. Waarom maak ik het toch
zo moeilijk? Ik denk dat ik mezelf maar eens flink onder handen moet nemen, maar de wil om
er anders mee om te gaan, heeft me vandaag in ieder geval ontbroken. Het is
toch te zot om los te lopen. Zoveel problemen waardoor ik me niet uit het veld
laat slaan en om iemand waarmee ik niet eens een vaste relatie wil, laat ik me
zo gaan. Ik hoef toch niet bang te zijn de vriendschap te verliezen? Of zit ik
mezelf voor de gek te houden? Misschien voel ik me wel in mijn eer aangetast.
Hoe zit dat toch met willen en kunnen? Waarom ontbreekt me de kracht om wat ik
wil ook te kunnen?
Ik had me vandaag beter
bezig kunnen houden met dingen die ik nog doen moet, het invullen van papieren
voor Tommy´s school of strijken. Zo’n zelfmedelijden, dat heb ik lekker zitten
voeden door niets te doen, dommelen, slapen en niet eten. Ik ga maar niet meer
op de weegschaal staan. Ik voel me moe, moe van het denken. Hoe doe je dat,
weigeren te lijden? Een borreltje? Nee, ik ben geen alcoholist. Eentje is
genoeg, twee is gezellig. Morgen wil ik weer gelukkig zijn!
Ik ga toch naar de
schilderles en na afloop drinken we met de hele groep koffie. Daarna praat ik
op de parkeerplaats nog een tijdje met Klaas. Het is zo moeilijk tijdens zulke
gesprekjes niet weer te vragen om een ontmoeting.
Ik heb gespijbeld van school,
dat kan ik me veroorloven en het mag als je volwassen en je eigen baas bent. Ik
voel me ziek en doorgedraaid. Ik wil het deze week maar eens rustig aan doen.
Slapen is de enige manier om het pratertje in mijn hoofd wat rust te geven. Dat
brein maalt maar door. Misschien brengt veel slapen alle zaken weer een beetje
tot de normale proporties terug, want als ik slaap kan ik niet denken.
Tom heeft lekker gekookt.
Ik hoef niet bang te zijn dat hij zich later afhankelijk van een vrouw op moet
stellen, hij kan zich prima redden. Met het vriendinnetje dat hij
uitzocht, ben ik niet zo blij, maar
goed, ik wacht het voorlopig rustig af. Ze zijn nog zo jong.
Met Rina en wat collega’s gaan we weer Indisch
eten. Dat went inderdaad wel, zoals ze me hebben verteld. Ik zoek iets minder
heets uit en dat scheelt. Dit zijn van die avonden waar ik intens van geniet.
De vrijheid die ik nu heb om zomaar uit eten te gaan met vrienden die nooit in
het straatje van Peter gepast zouden hebben. Hij zou me daartoe ook nooit de gelegenheid hebben gegeven. Nu zit ik op de Korenmarkt en hoef niet bang
te zijn dat hij me alle trappen afschopt. Uit angst zou ik niet zijn gegaan.
Sterker nog, het zou niet in me opkomen zulke afspraken te maken.
We zitten met een tiental
mensen aan een lange tafel boven en kijken, over de balustrade van de entresol,
op de mensen die beneden van de maaltijd genieten. De schotels staan op tafel
en de gesprekken zijn geamuseerd. Regelmatig klinkt ons gelach door de ruimte. Er wordt gesproken
over vakanties. Het zou leuk zijn om een plek te prikken op de kaart van
Frankrijk waar ze elkaar één of twee dagen kunnen ontmoeten. Iedereen is in de
grote vakantie van plan daar naar toe te gaan. Een leuk idee samen iets af te
spreken.
Ruis heeft zeker
avonddienst want vroeg in de avond belt hij me op en vertelt dat hij Peter
eindelijk te pakken heeft gekregen. Ik kan het paspoort op komen halen. Over
het geld praten we niet, maar even later komt Mark thuis van zijn vader met een
enveloppe en duizend gulden. Op de enveloppe schrijft Peter: ‘Je kunt de rest
persoonlijk komen halen.’ Daar heb ik toch niet van terug. Ik ben woest. Morgen
zal ik de pas ophalen en dan zal ik Ruis meteen eens vertellen hoe belachelijk
het is dat ik tot een ontmoeting met Peter wordt gechanteerd. Ik heb nog net zo
lief dat hij erin stikt. De hele avond en een gedeelte van de nacht gaan er
allerlei verhalen door me heen. Ik bedenk wat ik morgen allemaal zal zeggen en voer
hele monologen tegen Ruis.
Als ik de volgende dag de pas
van het bureau op ga halen, krijg ik van Ruis meteen de rest van het geld mee.
Wat een opluchting. Ik heb dus voor niets van alles in mijn hoofd gehaald en me
op zitten winden. Ik hoef hem niets van al die verhalen in mijn hoofd te
vertellen. Wat een energieverspilling.
Mark weet dat het adres en
telefoonnummer van Klaas bij Peter liggen. Nu herinner ik me weer dat Klaas
vertelde dat er een mannetje een paar maal voorbij zijn huis is gewandeld die
zo naar binnen keek. Zou dat dan toch Peter zijn geweest?
Rina zegt dat ik me daar
niets van aan moet trekken. Natuurlijk heeft ze gelijk, maar toch…
Rachel komt uit Curaçao en
heeft moeilijke jaren achter de rug. Ze zit bij mij in de klas en het klikt
tussen ons. Ik ben bij haar op bezoek geweest in haar knusse huisje. Heel gezellig.
We hebben veel raakvlakken. Het lijkt wel of de meeste vrouwen uit onze klas
met dezelfde soort problemen te maken hebben. Verschillende vrouwen zijn net
gescheiden of zitten er middenin. We willen wel een nieuwe relatie maar zonder
bindingen. Daar hebben we al teveel ervaringen mee gehad. De nieuwe relaties
die sommigen van ons hebben, geven problemen. Of die relaties nou homoseksueel
of heteroseksueel zijn, dat maakt geen enkel verschil. Ik ben niet de enige met
problemen. Voor de anderen weten we o zo goed wat ze zouden moeten doen en hoe
ze ermee om zouden moeten gaan. Mijn vader zegt altijd: ‘problemen maken we
zelf’ en daar zou hij weleens gelijk in kunnen hebben maar ja, maak ons dat
maar eens wijs. Hart en hoofd lijken mijlenver uit elkaar te liggen. Intussen
vinden we veel steun bij elkaar.
Rachel en ik wandelen
regelmatig in de bossen rond haar huis en raken al lopend niet uitgepraat. Ze
woont niet zover bij mij vandaan. Ze is het helemaal met me eens dat het beter
zou zijn Klaas voorlopig niet meer te zien, zodat mijn emoties tot rust kunnen
komen en ik meer afstand van hem kan nemen. Toch blijft de hoop op een duurzame
vriendschap zwaar wegen. Ik heb al een hele tijd niets meer van me laten horen,
maar als de telefoon gaat op een tijdstip dat hij het zou kunnen zijn, schrik
ik en spelen mijn emoties behoorlijk op, maar hij belt praktisch nooit.
Als we terugkomen van onze
wandelingen trakteren we ons op een likeurtje. Zittend in haar kleine
snoepgoedhuisje nippen we voorzichtig aan het kristallen glaasje met bessen,
ieder slokje aandachtig proevend. Zo intens genietend van het leven zitten we
beiden op de top van de berg, totdat we er door moeilijke omstandigheden weer
vanaf kieperen en onze nood bij elkaar klagen. Ook het opvoeden van de groter
wordende kinderen met puberale neigingen valt ons vaak zwaar.
blz 114