woensdag 12 februari 2014

Hoofdstuk 9

Vanmorgen ga ik niet naar school. Dat haal ik wel in. Natuurlijk komen papa en mama, door alle omstandigheden  aangeslagen, even verhaal halen. De nachtelijke operatie mag dan rustig verlopen zijn, maar het moet wel allemaal verwerkt worden. Ze zitten er net zo vol van als ik. Het is goed dat wij elkaar hebben en ondersteunen en dat mijn familie zo met ons meeleeft. Mijn ouders doen hun best ons bij te staan, maar zelf zitten ze er ook middenin en hebben veel ellende van zijn uitbarstingen, de harde muziek en het geschreeuw over moordplannen. Mijn moeder loopt op de toppen van haar tenen. Als het uit de hand was gelopen zou Rina in ieder geval als eerste voor hen bij de hand zijn geweest en dan had ze mij kunnen waarschuwen.
Voor de kinderen is het ook een grote emotionele belasting. Ik probeer alle narigheid zoveel mogelijk bij hen vandaan te houden, maar dat is een onbegonnen zaak. Zij hebben toch de contacten rechtstreeks met hun vader. Ze zijn te groot om hen bij  Peter vandaan te houden en te jong om zichzelf van hem te distantiëren.
Ik bel de vriendin van Peter op die al een tijdje met mijn auto rijdt. Zo voel ik dat nog steeds, ‘mijn auto’, want het financiële deel is nog niet afgerond. Ze is heel reëel als ik haar de situatie uitleg. Ze wil hem wel opvangen als het nodig is. Daar ben ik blij om.
Boersma staat ‘s middags om twee uur weer bij me voor de deur. Hij heeft uitgebreid met Peter in de politiecel kunnen praten. Hij was rustig, weer een beetje bij zinnen gekomen en blijft bij hem onder behandeling. Na het gesprek is hij weer naar huis gestuurd. Volgens hem is Peter er nu zelf van overtuigd dat hij hulp nodig heeft. Ik krijg hoop dat Boersma het vertrouwen van Peter heeft  weten te winnen en dat er iets zal gebeuren in de goede richting. Peter heeft hem beloofd geen contact meer met mij te zoeken en de kinderen niet uit te horen. Boersma zorgt ervoor dat ik door dit gesprekje mijn angst voor represailles wat kan relativeren. Helaas weet ik wat de beloften van Peter waard zijn maar het klinkt niet zo bedreigend meer. Peter heeft nu hopelijk het gevoel dat hij op Boersma of Ruis terug kan vallen. Misschien helpt dat en ik blijf hopen dat de dreigementen minder zullen worden of overgaan.
Ik herstel me weer vrij snel, want ik moet toch verder. Vanavond zijn de jongens op kosten van oma en opa naar de bioscoop gegaan.  Ik heb geen zin om mee te gaan. De emoties maken me zo moe. De film die ze uitzoeken, heeft totaal mijn interesse niet en al zou dat anders zijn dan nog blijf ik nu liever thuis. Voor hen is het goed even wat afleiding te zoeken. De druk is zo groot.
Ik sta tijdens de afwas een beetje bij te komen en herinner me dat ik, een tijdje geleden, van een bezoekje overdag aan mijn ouders naar huis toe liep. Ik hoorde het bestelbusje van Peter achter me aankomen. Dat geluid ken ik uit duizenden. Voor me was een parkeerplaats met een muurtje en ik dacht: als hij me nu van kant wil maken kan hij me zo van achter daartegen te pletter rijden. Ik liep door en deed alsof ik niets in de gaten had. Het riep een enorme spanning op, maar niet de angst die er was toen ik in paniek voor hem wegrende uit de caravan. Ik hoorde de auto afremmen en Peter kwam langszij rijden. Hij draaide het raampje van de auto open en vroeg hoe het met me ging.
“Goed,” antwoordde ik.
Hij twijfelde wat maar reed toch door. Spannend was het wel.
Opmerkelijk dat angstgevoelens zo verschillend kunnen zijn. De herinnering aan de vlucht uit de caravan is nu anders dan de werkelijkheid van het moment. Nu beleef ik het als een gebeurtenis uit het verleden. Toen het gebeurde was er een onderdrukte paniek die uitmondde in de vlucht. Daarvan ben ik nu de toeschouwer die het aan de lijve meemaakte en dat is een heel andere angst. De angst voor de angst is groot, maar is  geen paniek.
Ik ben altijd voorzichtig en kijk steeds of ik Peter ergens zie aankomen.
Ik val in slaap op de bank tot de jongens weer thuiskomen van de film. Emoties werken uitputtend. We gaan naar bed en de hele nacht slaap ik als een roos tot de volgende ochtend.

Het is bijna voorjaarsvakantie. Nu ik het autootje van oom mag gebruiken, zou ik er graag even met de jongens tussenuit willen. Even iets anders, weg van alle problemen en moeilijkheden. De Ardennen lijken me leuk.
Ruis zal het paspoort aan Peter vragen, want Mark staat op zijn document. Het is handiger dat hij er bij mij op komt te staan of dat hij er zelf een krijgt als ik ze mee op vakantie wil nemen. Maar Peter schijnt erg in de put te zitten en het is Ruis niet gelukt hem te benaderen. We moeten maar iets anders bedenken. Ik heb wat informatie ingewonnen over jeugdherbergen en hoor dat de regels veranderd zijn. Samen met de kinderen mag ik daar, zelfs op mijn leeftijd, nu toch gewoon gebruik van maken. Bof ik even, dat was vroeger anders.
’s Morgens eind februari vertrekken we met ons ‘gele gevaar’  in de richting van Giethoorn. We gaan naar het museum 'De Goede Aarde' en wandelen lekker langs de vaarten. We eten een patatje en rijden dan verder naar het noorden. Het is koud maar droog en helder vriesweer. Wat voel ik me wonderlijk vrij na zoveel jaren. Het is heerlijk met de kinderen op stap te zijn en zelf te beslissen waarheen,  bijna zorgeloos.
Onderweg in de auto heeft Tommy in het boekje een jeugdherberg in Grouw ontdekt. Bij de inschrijving krijgen we te horen dat we met de neus in de boter vallen. We kunnen nog boeken voor een midweek met allerlei activiteiten. We overleggen even samen en de jongens hebben er wel oren naar. Iedere dag is er iets anders te doen.
’s Avonds bij de maaltijd horen we dat er schaatsen op het programma staat. Het heeft gevroren, maar we hebben die gladde ijzers niet bij ons. We kunnen twee paar lenen en ik kan  nog een paar voor een tientje overnemen van een mede vakantiegangster,  waar haar zoontje uitgegroeid is. Zo kunnen we alle drie meedoen aan het schaatsuitje op een ondergelopen pleintje in een nabijgelegen dorp. We zingen als we onderweg in de bus zitten met de groep. Het zijn hoofdzakelijk alleenstaande moeders met jongere kinderen. Alle dagen zijn een feest. We bezoeken een museumboerderij drinken koffie met krentenwegge, kijken naar een prachtige diaserie in het kerkje op de Altvaersroute en wandelen door Makkum, waar we koffie drinken in een restaurantje dicht bij de sluis.
In de herberg teruggekomen vieren we St. Pieter. Drie vrouwen van de groep maken zich zwart en trekken pyjama's aan. Het is zo gezellig met al die verschillende mensen van twee tot zesenvijftig jaar. Het wordt een lange avond. Half vier gaan we naar bed de jongens incluis.
We gaan naar de veemarkt in Leeuwarden. Tussen al het vee in de hallen is ook veel leed te ontdekken. Ik zie een koe met een gebroken poot liggen en alle dieren zien er in mijn optie zo triest uit, nee dit is geen plek die ik aangenaam kan vinden. Ik merk dat ik mijn kop liever in het zand steek voor zoveel dierenleed, waar onmiddellijk mijn eigen emotionele ellende bij aanhaakt. Het grijpt me naar de keel. Dat is voor mij geen onverdeeld  genoegen.
De jongens hebben het naar hun zin. Tommy vindt deze vakantie nog leuker dan die we in Frankrijk doorbrachten samen met Anton, Lisa en hun dochtertje Petra.
Vrijdag na de lunch moeten we weer naar huis en ik rijd achter de, met bloemenstickers versierde ‘lelijke eend’ van Babs en de kinderen aan tot waar onze wegen zich scheiden. Dan wuiven we elkaar uitbundig gedag.
Die moeder van mij is toch ook een schat, heeft ze mijn hele huis opgeruimd en gepoetst. Als we thuis komen is alles spik en span. We hebben heel wat energie opgedaan en kunnen weer tegen een stootje. Het was een vermoeiende vakantie maar zo geweldig.
Peter zegt tegen Tommy dat hij dat ook wel leuk zou vinden, zo’n vakantie, maar dat hij er nooit de kans voor heeft gehad. Zou hij dat nu echt zelf geloven?

Peter is weer bezig. Ik hoor van Rina dat hij de muziek keihard draait en weer luidkeels schreeuwt dat hij de hele familie van kant zal maken. Om half twaalf ’s nachts is ze nog naar mijn ouders gegaan en heeft mijn moeder van ellende maar thee gezet. Ze konden toch niet slapen. Dat lijkt een vast, nachtelijk ritueel te worden bij ongemakken.
Ik probeer Ruis of Boersma te bellen, maar krijg ze geen van beiden te pakken. Ik wil hen vertellen dat het helemaal niet goed met hem gaat. En zo draaien we weer in een kringetje rond.
Ik ben een ander huis aan het zoeken, want hier is het veel te klein. Het is uiteindelijk een tijdelijke oplossing, dit flatje. Daar staat tegenover dat ik hier redelijk veilig zit door de intercom. Ik kan altijd vragen wie er aan de deur staat.
Af en toe zou ik medelijden met mezelf krijgen.  Vooral onder het strijken, dat is altijd een bezigheid om mezelf zielig te gaan vinden. Tijdens dat werkje stond ik voor de echtscheiding mijn hele wegloopactie voor te bereiden, want dan blijven mijn gedachten in een kringetje ronddraaien. Toen ik dat aan Rina vertelde kwam de lerares Engels in haar naar boven met de uitspraak: ‘Iron your troubles away.’
De school is weer begonnen en ik voel me nu alweer meegenomen door alle toestanden. De hele week zit vol repetities voor het overgangsrapport . Ik was laatst tot overmaat van ramp mijn portemonnee en wiskundeschrift vergeten. Ik moest geld voor de koffie lenen. Het scheelde weinig of ik barstte op school in huilen uit. Verdomde ellende. Ik heb mezelf een glaasje kersenbrandewijn ingeschonken en ben soep aan het koken, dat wekt de eetlust misschien een beetje op. Vanavond blijf ik lekker thuis en ga nog wat Franse woordjes leren. Verder wil ik nog even fijn gaan haken, breien, tekenen, of lezen en dan zie ik het hopelijk weer een beetje zitten. Als je niet af wilt knappen dan doe je het ook niet.

Mijn vader viert zijn verjaardag.  Hij is op een donderdag jarig en op die dag is het Peters gewoonte naar de kroeg te gaan. Ik voorzie vervelende dingen en zit daarover in. Het is me onmogelijk te genieten van de gezelligheid rond papa’s verjaardag. Ik zit de hele avond in de zenuwen. Ik hoop dat ik de enige ben, maar betwijfel dat. Wat is het moeilijk om los te komen van deze nare omstandigheden en mijn focus op iets anders te richten. Vroeger was het leuk om bij elkaar te wonen. We hadden veel gezelligheid aan elkaar. Nu is het een probleem.
Om tien uur horen we Peter de trap op gaan. Als we later op de avond afscheid nemen, staat hij boven hard op het raam te tikken en iedereen met zijn dronken kop uit te zwaaien.

Zondagavond gaat Tommy naar zijn vader. Hij wil wat platen op een audio bandje overnemen. Als hij nog maar net de deur uit is belt Rina me op. Het is helemaal mis. Even later komt Tommy al terug met de bekende verhalen. Hij heeft weer moordplannen en zal alles regelen voor de kinderen, mijn auto rijdt niet lang meer enzovoort.
Ik word er zo moe van en besluit maatregelen te nemen voor het geval  hij echt een keer uit zal voeren wat hij in zijn dolle kop haalt. Ik overleg met Rina en zij vindt het goed dat ik een testament bij de notaris laat maken waarin ik haar als voogd over de kinderen benoem. Dat gaat wel weer ten koste van het weinige geld dat ik heb, maar het lijkt me belangrijk. Mijn ouders brengen weer eens financieel uitkomst.
De notaris wijst mij op het feit dat dit door Peter aangevochten kan worden. Dat had ik wel vermoed, maar het geeft mij een beetje meer het gevoel dat ik mijn best heb gedaan. Ik ga er ook vanuit dat Peter de voogdij over de kinderen zal worden ontnomen als hij een misdaad begaat. Ik weet dan in ieder geval dat Rina gemachtigd is om beslissingen voor hen te nemen als ik er niet meer zou zijn en dat is goed, daar kan ik op vertrouwen. Ook dit is weer geregeld. Het kost me allemaal bergen energie en ik loop op de toppen van mijn tenen. Toch blijf ik in de basis, heel diep van binnen een gevoel van blijdschap herkennen, omdat ik weet dat het leven zonder deze man beter is dan met hem. Naast de ellende geniet ik nog steeds van alle dingen die er nu op mijn pad komen. Ik moet er niet aan denken dat ik toch bij hem zou zijn gebleven of dat ik naar hem terug zou zijn gegaan. Dat is pas echt een  nachtmerrie.
Vroeger als ik in de avond op Peter zat te wachten en me afvroeg hoe hij weer thuis zou komen, stelde ik me voor dat ik de politie zou bellen zodat ze hem aan konden houden voor dronken achter het stuur zitten. Die moed heb ik nooit op kunnen brengen. Ook stelde ik me voor dat hij een ongeluk zou veroorzaken en gehandicapt thuis zou komen te zitten. Ik wist dat ik hem dan niet meer in de steek zou laten. Dat betekende ook dat ik moest handelen en vertrekken voor hij ongelukken zou maken en het voor mij psychisch onmogelijk zou worden weg te gaan.
Nu ik bij hem weg ben en hij het ons zo moeilijk maakt, hoop ik soms dat hij een keer verongelukt. Ik vind dat je zoiets niet mag denken, maar kan er niet aan ontkomen. Wat zou het leven goed zijn zonder hem, maar ik vrees dat ik nooit van hem afkom. Het is zo onbegrijpelijk en onredelijk zoals hij denkt en doet. Was er maar iemand die vat op hem had en hem een beetje verstand bij kon brengen. Als hij normaal na zou                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                         denken, zou hij toch anders zijn. Hij wil steeds van de kinderen weten of er een ander is. Hij zou een extra reden hebben voor een moord. Ik hoop toch maar dat hij me laat leven.
Iedere keer raken de kinderen in zo’n toestand betrokken. Steeds weer probeert Tommy hem kalmerend toe te spreken. Mark heeft toen Peter met een mes zwaaide en dreigde: “Ik ga je moeder vermoorden!” zijn eigen zakmesje in de bielzen tafel gestoken en gezegd. “Als je het lef hebt dat te doen dan maak ik jou van kant!”
Ik hoop dat ze sterk genoeg zijn om al deze emoties op een goede manier te doorstaan. Ze zijn nog zo jong. Enfin de maand februari zijn we weer heelhuids doorgekomen.
Het nieuwste is dat Peter aan Mark heeft gevraagd of hij wat orchideeën voor me mee wil nemen die zijn baas kweekt. Af en toe transporteert Peter ze. Mark heeft nee gezegd. Hij heeft goed begrepen dat je zoiets niet kunt combineren met alle agressie. Ik ben benieuwd wanneer hij weer gaat schelden.

Ik heb dagelijks geïnformeerd hoe het gaat met papa en mama. Nu bel ik ze één keer niet en dan zijn de poppen weer aan het dansen. Ik maak een afspraak met Ruis en Rina gaat met me mee. Daar heb ik natuurlijk ook weer de zenuwen van, maar dat is nergens voor nodig, want Ruis is ontzettend rustig en aardig. Hij raadt me aan om met Boersma te gaan praten en hem om een urgentieverklaring te vragen voor een woning verder uit de buurt.
Wij kunnen wel verhuizen, maar daar zijn mijn ouders nog niet mee geholpen. Het huis is hun eigendom en Peter krijg je er niet zo eenvoudig uit. Rina mag Ruis ook meteen bellen als er weer iets gebeurt, of als er overlast is. Dat heb ik mijn ouders ook al verteld, maar de politie bellen, dat zullen ze waarschijnlijk niet doen.
Ik heb het de hele dag koud, misschien ook wel omdat ik zo mager ben. Het liefst verslaap ik mijn tijd, dan hoef ik nergens aan te denken. Ik moet gewoon maar bezig blijven dan gaat het wel. Wanneer ik stil kom te zitten,  word ik misselijk. Hopelijk krijg ik weer zin om iets te doen als de spanning wat is weggevloeid.
Als iemand me vraagt hoe het met me gaat is mijn standaard antwoord altijd ‘goed hoor’, maar op dit moment is dat een leugen. De eerlijkheid gebiedt me te zeggen  “Het gaat wel hoor.” Want dat ligt toch een beetje dichter bij de waarheid.
Ik kom uit de supermarkt met een doos boodschappen en jawel, daar staat hij weer.  Ik loop terug de winkel in en wacht tot ik hem weg zie rijden. Met knikkende knieën zet ik de boodschappen op de achterbank en rijd naar huis. Thuisgekomen zie ik hem in tegenovergestelde richting weer langsrijden en ik durf niet te stoppen voor de flat. Dus moet ik doorrijden alsof ik nog ergens anders naartoe ga. Goed oplettend rijd ik nog wat rond. Als ik niets zie stop ik voor ons appartement en vlucht naar boven de boodschappen in de auto achterlatend. Tommy haalt ze er later wel uit. Gelukkig liggen er geen diepgevroren boodschappen in.
Peter heeft Tommy later verteld dat hij heeft gezien hoe ik naar vluchtwegen zocht en Tom moet aanhoren:
“Als het niet vriendschappelijk kan, dan zal ik haar wel weten te vinden. Ik zal een giro machtiging voor jou laten maken voor als ik er zelf ook niet meer ben.”
Natuurlijk vertelt Tom me wat hij hoort en dat is beter voor het kind dan het te verzwijgen. Maar het betekent ook dat ik nauwelijks los kan komen van de dreigementen. Tot nog toe zat er heel diep verborgen nog steeds medelijden onder mijn gevoelens.
Ik wist niet dat ik ook kon haten.

Minister Deetman wil bezuiniging- en reorganisatieplannen voor het onderwijs invoeren. Ook daar houd ik me nu mee bezig. Het geeft natuurlijk de nodige afleiding. Ik ga naar de scholengemeenschap van Mark voor een vergadering. Met Rina, ga ik mee naar de kelder van het Stadhuis. Daar ontmoeten we ook nog mijn docenten en medestudentenstudenten van de volwasseneducatie. Na afloop zitten we met z’n allen in de kroeg om na te praten. Het is voor mij zo nieuw en anders. Het zijn de dingen die me op de been houden. Ik voel me betrokken en gezien.
Ik ben niet laat thuis. Tommy zegt geen boe of bah. Ik laat hem een tijdje pruttelen, maar als hij naar bed gaat, houd ik dat niet meer vol en ik ga naar hem toe.
“Ik vind het heel moeilijk als je zo stug reageert. Is er iets?”
“Ach ja, iedereen heeft weleens een baaldag.”
“Ja, dat begrijp ik. Net als ik wanneer ik weer eens van streek ben. Nou oké dan, welterusten lieverd.”
Even later komt hij zijn bed weer uit. Hij wil me een mop vertellen en wacht even tot ik klaar ben met mijn bezigheden.
“Waarom is het Turkse woordenboek zo dun?”
Ik weet het niet.
“Er staan geen werkwoorden in.”
Ik houd helemaal niet van dit soort moppen.
We schateren het uit van het lachen.

Regelmatig komt Boersma even met me praten. Dat vind ik heerlijk. Het lijkt iets van de spanning weg te nemen. Misschien omdat ik hem vertrouw en hoop dat hij daadwerkelijk invloed zal hebben. Ik vertel hem over school en dat ik diep in mijn hart graag filosofie zou willen studeren. Dat zal niet haalbaar zijn. Ten eerste zal ik nooit toestemming krijgen van de sociale dienst om te studeren en Boersma verzekert me dat het bijna onmogelijk is om als filosoof werk te krijgen. Ik haal goede cijfers, maar het is belangrijk dat ik een baan vind als ik diploma’s heb. Het zal iets praktisch moeten worden waar ik me in ga verdiepen.
Hij vindt het ook noodzakelijk dat ik een andere woning krijg, op een plek waar ik niet zo makkelijk meer met Peter geconfronteerd word. Verder weg uit deze omgeving. Hij belooft me contact op te nemen met de woningstichting.

Peter wil toch Tommy machtigen voor zijn girorekening.
 “Als de stoppen doorslaan kan Tommy aan het geld komen,”  zegt hij.
Hij heeft een videorecorder gekocht en ik moet nog steeds drieduizend gulden van hem hebben, de helft van de autowaarde. Het stoort me mateloos dat ik dat nog niet heb. Tommy brengt tot overmaat van ramp een pak koffie van Peter mee met de boodschap dat ik het geld zelf maar moet komen halen. Belachelijke situaties creëert hij. Wat moet ik in godsnaam met een pak koffie? Tommy terugsturen met het pakje koffie onder zijn arm? Dat wil ik hem niet aandoen, maar hij vindt het niet erg het pak terug te brengen en daar leg ik me dan maar bij neer. Wat moet ik anders? Het zijn zulke onbegrijpelijke situaties waar ik oplossingen voor wil bedenken. Maar zijn ze wel op te lossen?
Ruis zal contact met Peter opnemen over het geld, maar hij heeft hem nog steeds niet kunnen bereiken.
Met Ans ga ik naar Willem I. Daar treedt een vrouwenmuziekband op. Enkele vrouwen in de klas zijn lesbisch. Lidia de lerares biologie is er ook.  Het is zo´n andere omgeving dan een voetbalvereniging. Ik geniet met volle teugen van al die nieuwe indrukken. Ik heb het idee dat ik veel in te halen heb. Ik voel dat ik leef. De wereld is zoveel groter dan ik ooit heb ervaren. Nooit had ik durven vermoeden dat al deze nieuwe dingen op mijn pad zouden komen. Regelmatig zijn er nieuwe uitjes en gebeurtenissen waar ik mijn zinnen mee kan verzetten. Ze houden me overeind .
Ik ga met Klaas naar de  Mattheus Passion een van de muziekstukken  die ik zo geweldig vind. In de hal van het stadhuis zitten we op de eerste rij. Het is puur genieten. En ook lachen, want ik zie de tenor regelmatig met een schuin oog naar Klaas kijken. Het leidt me wel af van de muziek, maar ik vind het  leuk op te merken. Zie ik dat nu omdat ik met lesbiennes omga? In de pauze vraag ik Klaas of hij het ook in de gaten had en ja hoor, het was hem niet ontgaan. Hij wordt er wel vaker mee geconfronteerd.
Met Rina en haar collega’s  ga ik mee Indisch eten. Ik weet niet hoe ik het naar binnen moet werken. Wat is dat heet. Chinees is heel wat makkelijker te behappen. Ze zeggen dat het wel went. Daar ben ik van overtuigd, maar zo de eerste keer is het een hele eetervaring met weinig smaak en alleen maar brand.

Nu is er toch wel iets heel vervelends gebeurd. Ik ben erg kwaad op Mark geworden. Hij kan ook zo dwars zijn en luistert dan echt niet meer. Dat kan nog wat worden. Hij is pas een beginnende puber. Ik heb hem een mep verkocht. Het is voor het eerst dat ik sla en ik hoop ook voor het laatst. Ik voel me er schuldig over en ben tegelijkertijd nog steeds boos. Gelukkig hebben we daarna wel een uur gepraat. Dat is goed en ik zeg hem:
“Maakt niet uit wat er gebeurt Mark, als we maar samen blijven praten.”
Ik merk dat hij de scheiding en alle ellende daaromheen toch niet zo eenvoudig verwerkt. Hij lijkt er oppervlakkig gezien nogal makkelijk doorheen te sluizen, maar dat is schijn. Het doet hem veel meer dan hij aan de oppervlakte laat merken. Ik moet daar wat meer rekening mee gaan houden en er aandacht aan schenken.
Tommy schijnt een vriendinnetje te hebben. Hij wil nieuwe kleren kopen, maar ziet daar toch weer vanaf en zegt: “Ze wil me omdat ik ben zoals ik ben dus hoef ik me ook niet mooi aan te kleden.”
Zijn tanden poetst hij nu heel gedisciplineerd. Dat is ook wel het minste dat hij kan doen, heb ik hem verteld. Waar een vriendinnetje al niet goed voor is.
Er is een brief van de advocaat gekomen. Hij vraagt of hij het dossier af kan sluiten, omdat de echtscheiding verleden jaar al is uitgesproken. Ik zal hem vragen daar nog even mee te wachten in verband met de drieduizend gulden die ik nog moet krijgen.


1967-1969

In de zomer na de bevalling van Esther komt de vreugde langzamerhand weer in me terug en ik begin te genieten van het mooie weer en alle andere dingen om mij heen.
Eindelijk ga ik naar de dokter voor de pil die ik nu zonder problemen krijg.
Na enkele maanden, bij een controle brengt de huisarts me op een idee.
“Heb je al eens nagedacht of je er niet nog een kind bij wilt?” vaagt hij.
“Nee,”  twijfel ik, ”want als het dan weer verkeerd gaat…”.
“Waarom zou het weer verkeerd gaan. Alle onderzoeken hebben uitgewezen dat er niets is om je zorgen over te maken. Je bent gezond en er zijn geen afwijkingen gevonden. Dat het mis ging was puur toeval. Denk er maar eens over na en bespreek het met je man.”
Toeval…? Ik zwijg.
Deze keer zijn de voorstellen die hij doet zo gek nog niet. Als ik er zelf een beetje uit ben, stel ik het aan Peter voor en vraag hem wat hij ervan vindt. Peter vindt het goed en heeft geen enkel bezwaar er een tweede bij te nemen. Zelf ben ik zonder broertjes of zusjes opgegroeid en heb daar nooit hinder van ondervonden, maar twee kinderen, dat lijkt me toch wel een fijn idee. Dan heb ik liever twee kinderen met een niet te groot leeftijdsverschil. Zal ik dan maar stoppen met de pil?
Al heel snel ben ik weer in verwachting.
De zwangerschap verloopt  niet moeiteloos, want ik heb toch de neiging weer een vroeggeboorte te krijgen.
In de zevende maand van de zwangerschap word ik in het ziekenhuis opgenomen en krijg ik injecties om de vrucht vast te houden.
De laatste maanden ontfermt mijn moeder zich over Tommy en het huishouden met zoveel liefde en genegenheid. Iedere middag wandelt ze met Tommy naar het ziekenhuis om mij te bezoeken door weer, wind en de uitzonderlijke sneeuwhopen in maart.
 ‘s Avonds komt Peter op bezoek. Twee weken later mag ik weer een tijdje naar huis en moet ik het kalm aan doen.Als ik bijna uitgeteld ben, krijg ik contracties. Dan mogen de weeën doorzetten, omdat alles in orde lijkt te zijn.
 Als Tommy drieënhalf jaar is, wordt Mark geboren. Een gezond en vrolijk kind dat heel wat meer aandacht nodig heeft dan Tommy. Er zijn geen twee kinderen gelijk heb ik me laten vertellen en daar ben ik het volkomen mee eens.
Wanneer we thuiskomen met Mark mag Tommy hem vasthouden. Met uitgestrekte armpjes gaat hij op de bank zitten, helemaal klaar om van zijn broertje te houden.


Klaas is verliefd, niet op mij maar op een veel jongere leerling van de school waar hij lesgeeft. Ik heb het er verschrikkelijk moeilijk mee. Ik kan zo slecht afstand nemen van mijn gevoelens. Vanmorgen hebben we een hele tijd samen getelefoneerd. Hij zegt dat hij onze vriendschap echt niet wil missen. Dat wil ik ook niet. We doen zulke leuke dingen samen, maar kan ik dit wel aan?
Ik voel me een egoïst. Als ik verliefd zou worden op een ander zou ik daarvoor ook niet alle andere vriendschappen aan de kant willen zetten. Wil ik dan toch meer van hem dan een vriendschap? Meer dan dit lijkt er echt niet in te zitten. Wat me aan het lijntje houdt is dat hij zegt:
“Ach, misschien is deze verliefdheid maar een momentopname.”
En dat geeft me dan weer hoop. Alle theorieën die ik ooit over een goede relatie heb bedacht, staan op losse schroeven. Ik begrijp niets meer van mezelf en weet niet hoe ik hiermee om moet gaan. Ik ben blij dat ik school heb en daardoor ook gedwongen word me op andere dingen te concentreren.
Zaterdag heb ik weer een ‘buitenschilderles’ van hem. Ik weet niet of ik wel zal gaan. Ik zou willen dat ik op een vriendschappelijke manier aan hem kan denken. Waarom maak ik het toch zo moeilijk? Ik denk dat ik mezelf maar eens  flink onder handen moet nemen, maar de wil om er anders mee om te gaan, heeft me vandaag in ieder geval ontbroken. Het is toch te zot om los te lopen. Zoveel problemen waardoor ik me niet uit het veld laat slaan en om iemand waarmee ik niet eens een vaste relatie wil, laat ik me zo gaan. Ik hoef toch niet bang te zijn de vriendschap te verliezen? Of zit ik mezelf voor de gek te houden? Misschien voel ik me wel in mijn eer aangetast. Hoe zit dat toch met willen en kunnen? Waarom ontbreekt me de kracht om wat ik wil ook te kunnen?
Ik had me vandaag beter bezig kunnen houden met dingen die ik nog doen moet, het invullen van papieren voor Tommy´s school of strijken. Zo’n zelfmedelijden, dat heb ik lekker zitten voeden door niets te doen, dommelen, slapen en niet eten. Ik ga maar niet meer op de weegschaal staan. Ik voel me moe, moe van het denken. Hoe doe je dat, weigeren te lijden? Een borreltje? Nee, ik ben geen alcoholist. Eentje is genoeg, twee is gezellig. Morgen wil ik weer gelukkig zijn!
Ik ga toch naar de schilderles en na afloop drinken we met de hele groep koffie. Daarna praat ik op de parkeerplaats nog een tijdje met Klaas. Het is zo moeilijk tijdens zulke gesprekjes niet weer te vragen om een ontmoeting.
Ik heb gespijbeld van school, dat kan ik me veroorloven en het mag als je volwassen en je eigen baas bent. Ik voel me ziek en doorgedraaid. Ik wil het deze week maar eens rustig aan doen. Slapen is de enige manier om het pratertje in mijn hoofd wat rust te geven. Dat brein maalt maar door. Misschien brengt veel slapen alle zaken weer een beetje tot de normale proporties terug, want als ik slaap kan ik niet denken.
Tom heeft lekker gekookt. Ik hoef niet bang te zijn dat hij zich later afhankelijk van een vrouw op moet stellen, hij kan zich prima redden. Met het vriendinnetje dat hij uitzocht,  ben ik niet zo blij, maar goed, ik wacht het voorlopig rustig af. Ze zijn nog zo jong.
Met  Rina en wat collega’s gaan we weer Indisch eten. Dat went inderdaad wel, zoals ze me hebben verteld. Ik zoek iets minder heets uit en dat scheelt. Dit zijn van die avonden waar ik intens van geniet. De vrijheid die ik nu heb om zomaar uit eten te gaan met vrienden die nooit in het straatje van Peter gepast zouden hebben. Hij zou me daartoe ook nooit de gelegenheid  hebben gegeven.  Nu zit ik op de Korenmarkt en hoef niet bang te zijn dat hij me alle trappen afschopt. Uit angst zou ik niet zijn gegaan. Sterker nog, het zou niet in me opkomen zulke afspraken te maken.
We zitten met een tiental mensen aan een lange tafel boven en kijken, over de balustrade van de entresol, op de mensen die beneden van de maaltijd genieten. De schotels staan op tafel en de gesprekken zijn geamuseerd. Regelmatig klinkt ons  gelach door de ruimte. Er wordt gesproken over vakanties. Het zou leuk zijn om een plek te prikken op de kaart van Frankrijk waar ze elkaar één of twee dagen kunnen ontmoeten. Iedereen is in de grote vakantie van plan daar naar toe te gaan. Een leuk idee samen iets af te spreken.

Ruis heeft zeker avonddienst want vroeg in de avond belt hij me op en vertelt dat hij Peter eindelijk te pakken heeft gekregen. Ik kan het paspoort op komen halen. Over het geld praten we niet, maar even later komt Mark thuis van zijn vader met een enveloppe en duizend gulden. Op de enveloppe schrijft Peter: ‘Je kunt de rest persoonlijk komen halen.’ Daar heb ik toch niet van terug. Ik ben woest. Morgen zal ik de pas ophalen en dan zal ik Ruis meteen eens vertellen hoe belachelijk het is dat ik tot een ontmoeting met Peter wordt gechanteerd. Ik heb nog net zo lief dat hij erin stikt. De hele avond en een gedeelte van de nacht gaan er allerlei verhalen door me heen. Ik bedenk wat ik morgen allemaal zal zeggen en voer hele monologen tegen Ruis.
Als ik de volgende dag de pas van het bureau op ga halen, krijg ik van Ruis meteen de rest van het geld mee. Wat een opluchting. Ik heb dus voor niets van alles in mijn hoofd gehaald en me op zitten winden. Ik hoef hem niets van al die verhalen in mijn hoofd te vertellen. Wat een energieverspilling.
Mark weet dat het adres en telefoonnummer van Klaas bij Peter liggen. Nu herinner ik me weer dat Klaas vertelde dat er een mannetje een paar maal voorbij zijn huis is gewandeld die zo naar binnen keek. Zou dat dan toch Peter zijn geweest?
Rina zegt dat ik me daar niets van aan moet trekken. Natuurlijk heeft ze gelijk, maar toch…

Rachel komt uit Curaçao en heeft moeilijke jaren achter de rug. Ze zit bij mij in de klas en het klikt tussen ons. Ik ben bij haar op bezoek geweest in haar knusse huisje. Heel gezellig. We hebben veel raakvlakken. Het lijkt wel of de meeste vrouwen uit onze klas met dezelfde soort problemen te maken hebben. Verschillende vrouwen zijn net gescheiden of zitten er middenin. We willen wel een nieuwe relatie maar zonder bindingen. Daar hebben we al teveel ervaringen mee gehad. De nieuwe relaties die sommigen van ons hebben, geven problemen. Of die relaties nou homoseksueel of heteroseksueel zijn, dat maakt geen enkel verschil. Ik ben niet de enige met problemen. Voor de anderen weten we o zo goed wat ze zouden moeten doen en hoe ze ermee om zouden moeten gaan. Mijn vader zegt altijd: ‘problemen maken we zelf’ en daar zou hij weleens gelijk in kunnen hebben maar ja, maak ons dat maar eens wijs. Hart en hoofd lijken mijlenver uit elkaar te liggen. Intussen vinden we veel steun bij elkaar.
Rachel en ik wandelen regelmatig in de bossen rond haar huis en raken al lopend niet uitgepraat. Ze woont niet zover bij mij vandaan. Ze is het helemaal met me eens dat het beter zou zijn Klaas voorlopig niet meer te zien, zodat mijn emoties tot rust kunnen komen en ik meer afstand van hem kan nemen. Toch blijft de hoop op een duurzame vriendschap zwaar wegen. Ik heb al een hele tijd niets meer van me laten horen, maar als de telefoon gaat op een tijdstip dat hij het zou kunnen zijn, schrik ik en spelen mijn emoties behoorlijk op, maar hij belt praktisch nooit.
Als we terugkomen van onze wandelingen trakteren we ons op een likeurtje. Zittend in haar kleine snoepgoedhuisje nippen we voorzichtig aan het kristallen glaasje met bessen, ieder slokje aandachtig proevend. Zo intens genietend van het leven zitten we beiden op de top van de berg, totdat we er door moeilijke omstandigheden weer vanaf kieperen en onze nood bij elkaar klagen. Ook het opvoeden van de groter wordende kinderen met puberale neigingen valt ons vaak zwaar.




blz 114