Het is eindelijk zover. Het
nieuwe huis is vrij en ik haal de sleutels op bij de woningstichting. Mijn
vader heeft alle schildersspullen al uit de kelder gehaald en met kwasten, verf
en witkalk gaan we aan de gang.
Het is een hele klus, dat
schilderen en daarbij nog een verschrikkelijk warme periode. Toch kunnen we
binnen een paar weken over. Mijn vader kent het klappen van de zweep. Mijn
ouders hebben zo hard gewerkt dat je beter kunt zeggen dat ik heb meegeholpen.
Het hele huis is wit geschilderd. Rachel en Rina hebben ook in de tijd die ze
vrij konden maken flink hun best gedaan. Verhuizen kunnen we niet zelf. Dat
wordt zo’n gesjouw met al die trappen vanaf twee flats op de tweede verdieping.
Ik krijg de verhuiskosten van mijn ouders cadeau. En dat is niet het enige. Ze
stoppen me regelmatig een extraatje toe dat goed van pas komt.
Aan de voorkant onder het
nieuwe appartement zijn garages op de begane grond. Aan de achterkant hebben de
bewoners van de eerste verdieping een tuintje omdat het talud waarop de flat is
gebouwd oploopt. Er komt een grote verhuiswagen met een lift waarmee de
meubeltjes vanaf de voorkant over het balkon kunnen. In een ochtend zijn we
over.
Als ik de voordeur uitkom
en over het balkon loop naar het trappenhuis, ligt de grote waterplas voor me.
Met surfplanken wandelen wat jongeren uit de buurt naar het strandje dat bij de
weg aansluit. Er staan jonge platanen parallel aan de flat in een grasstrook
tussen de flat en de laagbouwwijk ertegenover, een woonerf met
eengezinswoningen. Aan de achterkant heb ik, vanaf een balkon over de hele
breedte van het huis, een vrij uitzicht over een groot grasveld en daarachter
een weelderig begroeid braakliggend terrein. Later zal daar een snelweg komen,
maar dat terrein ligt redelijk ver
achter de groenstrook die over zal blijven. Een fietstunneltje onder de
toekomstige snelweg door verbindt mijn wijk met het volgende, dat aansluit bij
hetzelfde natuurgebied.
Vriendinnen en
medestudenten zijn langs geweest en hebben onze thuisplek bekeken en ingewijd. De jongens hebben het
hier ook prima naar hun zin.
Ik zit aan de keukentafel
te schrijven. De keuken is groot en er is ruimte genoeg voor een tafel met vier
stoelen. In de kamer onder het raam staat een divan en in de andere hoek van de
kamer staat de TV. Zo kunnen de kinderen en ik gescheiden onze dingen doen: de
jongens TV kijken en ik lekker languit op de divan leren of lezen en in de
keuken aan tafel mijn huiswerk maken. De jongens hebben een mooie eigen kamer.
De hele zomervakantie geniet ik intens van mijn nieuwe huis. Op het balkon is
voldoende ruimte om in het zonnetje te liggen, maar soms is het zo heet dat ik
aan de voorkant bij de voordeur op de galerij een stoeltje zet in de schaduw.
Het is daar ook wat koeler door de wind die over de plas in de richting van de
flat waait. Ik kan zo de deur uitlopen met een matje onder de arm om een poosje
aan het water te zitten. Er wordt gezwommen en gewindsurft. Toch is het niet
overvol met bezoekers. Ik ben geen waterrot, maar laat me af en toe verleiden
een beetje te zwemmen. Wat een vakantieoord.
Mijn gehandicapte nichtje
dat zes weken na mij aan het eind van de oorlog is geboren komt ook op bezoek.
Ze werkt in een verzorgingshuis op de administratie. We zitten gezellig samen
op het balkon en ze vertelt over haar werk. Er worden in het huis activiteiten
georganiseerd voor de bewoners en het is de bedoeling dat meer uit te breiden.
Er is een vacature activiteitenbegeleiding.
“Goh,” zeg ik, “Zou dat iets voor mij zijn. Ik wil
graag een baantje.”
“Het is maar voor acht uur
in de week”, zegt mijn nichtje.
“Dat maakt niet uit. Het is
in ieder geval een begin en veel meer tijd zal ik niet hebben naast het leren.”
Ze stelt me voor te
solliciteren. Het zou heerlijk zijn als ik er zo in kon rollen want er is nog
steeds volop werkeloosheid en het is niet zo eenvoudig werk te krijgen.
Ik schrijf een sollicitatiebrief
en krijg een uitnodiging voor een gesprek. Ik voel me erg nerveus. Het moet
natuurlijk ook allemaal te combineren zijn met mijn school. Na het behalen van mijn Mavodiploma zou ik
een MBO opleiding arbeidstherapie kunnen gaan doen. Ik heb daarover informatie
ingewonnen en zie het al helemaal zitten. Als ik aangenomen zou worden, heb ik
meteen een stageplek voor het daaropvolgende seizoen.
De directeur vraagt me of
ik dat allemaal wel aankan. Het is hem bekend dat wanneer een man in één jaar
een echtscheiding achter de rug heeft en moet verhuizen, er dan niet zoveel bij
hoeft te komen om overspannen te raken.
“Ja”, antwoord ik,” dat zou
best kunnen, maar ik ben geen man.”
Hij lacht en ik mag komen
voor acht uur in de week. Ze zullen met de schooltijden rekening houden.
Iedere maand moet ik weer
briefjes invullen voor de uitkering van de sociale dienst om mijn doen en laten
te verantwoorden. Iedere keer opnieuw wordt me gevraagd van wie ik gescheiden
ben en moet ik naam en toenaam van mijn ex invullen, alsof ze dat nu nog niet
weten. Onzinnig lijkt het me. Ik heb geen idee waar het voor nodig zou kunnen
zijn. Het maakt alle weerstanden in mij los. Wat zal het fijn zijn als ik daar
helemaal vanaf ben en een volledige baan heb.
Mijn energie is na de vakantie
weer honderd procent. Gelukkig maar, want het is hard werken.
Tom heeft zijn Mavodiploma
op zak en is nog steeds van plan vrachtwagenchauffeur te worden. Hij is geen
achttien en kan dus zijn rijbewijs nog niet halen. We informeren naar alle
mogelijkheden die er zijn en we besluiten dat hij een kopklas automonteur gaat
doen. Dat kan hem ook als chauffeur altijd van pas komen. Gaande de weg komt
Tommy tot de conclusie dat hij de opleiding die we samen uitzochten, niet ziet
zitten en ik vrees het ergste.
Mark kan goed leren, maar
hij laat het er behoorlijk bij zitten.
Mark is al veel eerder tegendraads dan Tom op die leeftijd. Ze luisteren
steeds minder naar wat ik wil en denk dat goed voor ze is. Ze gaan hun eigen gang.
Nee, ik denk niet dat extra aandacht daar nog iets aan zal veranderen. Het kost
me veel energie die puberende jongeren op de rails te houden.
Ze krijgen al een hele tijd
kleedgeld, omdat ze geen genoegen meer
nemen met de dingen die ik voor ze wil kopen. Om ruzie te voorkomen en ze te
leren hoe duur alles is, hebben we gezamenlijk een bedrag afgesproken voor
kleding, zodat ze daar zelf voor kunnen zorgen. Mark krijgt steeds meer noten
op zijn zang en is erg gericht op de specifieke kleding die hij wil dragen. Hij
heeft meer kleedgeld nodig. Ik denk dat het bedrag inderdaad maar eens herzien
moet worden. Zoveel is het niet.
Zakgeld krijgen ze iedere
week van hun vader, maar dat is ook niet al teveel. De jongens vertellen me dat
hij dan uitgebreid in de kantine van de voetbalvereniging zijn portemonnee
trekt en voor het oog van de hele goegemeente het zakgeld uitdeelt. Wil hij
daarmee te koop lopen en duidelijk maken dat hij een goede vader is?
Mark heeft hem ook om
opslag gevraagd, maar Peter heeft het idiote idee dat hij eerst een vriendinnetje
moet hebben voor hij opslag krijgt. Op zulke momenten zou ik graag eens een
hartig woordje met hem wisselen.
Het is iets rustiger voor
mij nu we in het nieuwe huis wonen, maar ik krijg nog genoeg verhalen te horen
die me verontrusten. De overlast voor mijn ouders blijft maar voortduren en de
verhalen van de jongens liegen er niet om.
Omdat ik de eerst klas van
de driejarige opleiding heb overgeslagen,
begin ik aan mijn tweede en laatste seizoen op de drie jarige Mavo voor
volwassenen met een parttimebaan van acht uur.
Marian, de fulltimer met
wie ik samen moet gaan werken, neemt me de eerste werkdag mee en laat me het
hele verzorgingshuis zien. Een groot en mooi gebouw. Er wonen ongeveer 350
ouderen. Op de vijfde en bovenste verdieping is onze werkplek, De Korf een
grote L-vormige ruimte. Aan de lange kant zijn ramen en daarlangs staat een rij
tafels en stoelen.
Op vrijdagmorgen komt een
groep bewoners handwerken onder het genot van een kopje koffie. Langs de wand
staan kasten. In het brede maar kortere gedeelte van de ruimte is een aanrecht,
een bar als afscheiding en een biljarttafel met een afdekblad die als werktafel
wordt gebruikt. Marian legt me alles uit en ik zal samen met haar twee dagdelen
gaan werken. Vrijdagmorgen met de handwerkgroep en een andere ochtend of middag
voor allerlei voorkomende activiteiten en werkzaamheden.
Er moet veel handwerk
worden afgewerkt, want dat wordt niet door de deelnemers gedaan. Velen willen
of kunnen dat niet doen vanwege handicaps. Breien gaat nog wel als je slecht
ziet en de routine er nog inzit, maar als de gevoeligheid in je vingers het ook
begeeft, kun je niet meer met naald en draad werken. En zo lossen wij de
probleempjes op waar de mensen tegenaan lopen. Steken ophalen, koffie en thee
schenken, gesprekken voeren en licht dementerenden geruststellen als ze naar
huis willen omdat de kinderen uit school komen. Het is leuk werk en ik ga er
met plezier naartoe.
Op school wordt het niet
makkelijker. De baan erbij is leuk, maar slokt ook extra tijd op. Ik heb een
ander autootje. Het DAFje was zo duur in het benzine verbruik. Ik heb hem in
kunnen ruilen en met behulp van mijn ouders een ander autootje gekocht, maar nu
kan ik er niet mee weg, de band staat plat. Ja dat kan natuurlijk. Maar?...
Is het misschien een andere
manier die Peter vond om me lastig te vallen. Ik denk er verder maar niet over
na, dat heeft geen enkele zin en pak de fiets.
Tijd om de band te verwisselen heb ik niet meer.
In de garage krijg ik later
te horen dat er een grote scheur in zit, dwars door de buitenband heen. Het
moet met een scherp voorwerp, zoals een mes, zijn gebeurd. Ja doe daar maar wat
mee. Ik moet gewoon een andere band hebben.
Voor de kerst staat Peter
voor de deur met een grote schaal salade. De jongens weten ervan. Hij werkt
niet meer en is daar waarschijnlijk niet meer toe in staat. Af en toe helpt hij
in een cafetaria. Tommy gaat naar beneden om het aan te nemen van zijn vader.
Ik sta wat onwennig naar de schaal te kijken en probeer mijn emoties te laten
voor wat ze zijn. De kinderen lusten hem graag.
In januari als het heel
koud is, start de auto niet en maakt een vreselijk geluid. Ik durf niet door te
starten en bel mijn garagemannetje. Als hij komt opdagen neemt hij mijn trouwe
viervoeter mee op sleeptouw. Later blijkt dat er water in de tank zit…
De relatie met Peter is
doorspekt met onvoorspelbaarheden en regelmatig komt hij bij mijn ouders over
de vloer om zijn verontschuldigingen aan te bieden als hij weer herrie heeft
geschopt. Dan geeft mijn moeder hem maar weer een kopje koffie voor de goede
orde en ze gaat daarmee waarschijnlijk over haar eigen grenzen heen. Ze weet
geen andere oplossing. Mijn vader probeert hem op een afstand te houden en is
het niet altijd met haar houding en de kopjes koffie eens. Ze hebben zo
langzamerhand hun hele huis vol liggen met spijtbetuigingen.
Mijn moeder raakt helemaal
van slag. Ze kan er niet meer tegen. Nu heeft ze een paar mieren in de keuken
ontdekt en is helemaal van de kaart. Als een klein hoopje mens is ze in elkaar
gekropen en weet niet waar ze het zoeken moet van ellende. Snikkend verteld ze
dat ze weg wil. Ze kan het hier niet meer uithouden. Ze heeft in dit huis al
genoeg ellende meegemaakt. Zo kan ze niet verder.
Hoe gaan we dit nu weer
aanpakken? Het huis verkopen en verhuizen? Voor huren zijn hele
wachtlijsten. Een ander huis kopen? Dan moeten
ze toch eerst hun eigen huis kwijt zien te raken.
Ik kan een
urgentieverklaring voor haar aanvragen en ga naar de GG en GD voor de nodige
papieren die we invullen en inleveren. Binnen twee weken is de toezegging in
huis en daarmee worden mijn ouders ingeschreven voor een ander woning. Een
flat?
“Ja, ook goed als ik maar
weg ben,” zegt mijn moeder. Maar wij hameren erop dat ze het er wel naar haar
zin moet hebben, anders zijn we misschien nog verder van huis.
“Maar ik heb het vroeger
toch ook altijd prima naar mijn zin gehad in ons flatje in Arnhem zuid.” zegt
ze.
Intussen wordt het huis te
koop aangeboden. Ze willen het zo snel mogelijk kwijt.
’s Avonds word ik opgebeld.
“O El, er is een grote
steen door de ruit gegaan, alles ligt vol glas .” Mijn moeder is helemaal
overstuur.
“Ik kom eraan.”
Als ik arriveer is mijn
moeder van streek en mijn vader boos. Intussen heeft ze het glas al opgeruimd
en ik bel een herstelbedrijf. Die komen met een grote glasplaat die er
voorlopig tegenaan wordt geplakt. De maten worden opgenomen. En dan staat Peter
voor de deur om te zien wat er is gebeurd… Lacht hij nu in zijn vuistje? Wil
hij voorkomen dat het huis verkocht wordt? Wat denkt hij, wat voert hij in zijn
schild?
Als Peter weer naar boven
is en de gemoederen wat gesust zijn, ga ik naar huis.
Na een paar weken komt er
een brief met een eerste aanbieding voor een huurflat, niet zover bij mij
vandaan in zuid. Een grote maisonnette flat op de tweede verdieping. De
woonruimte in het appartement is vergelijkbaar met mijn huis. Mijn ouders zien
het helemaal zitten.
Peter wil het huis wel
kopen. Heeft die steen door de ruit daar iets mee te maken? Het huis wordt
zwaar onder de prijs aan hem verkocht en mijn moeder is opgelucht.
Er moet weer gewit,
geschilderd en verhuisd worden. En dan krijgt mijn vader een liesbreuk. Ondanks
de pijn gaat hij op een lager pitje door met werken in het nieuwe appartement.
Rina en ik doen wat we kunnen. Na verloop van tijd gaan ze over en wordt mijn
vader geopereerd.
We slaken een zucht van
verlichting. Er is veel spanning verdwenen.
Mijn moeder heeft het prima naar haar zin, een kamertje voor de
naaimachine, mijn vader een grote hobbykamer waar hij zijn vele activiteiten
kan botvieren en genoeg kasten om alles in op te bergen. Dan koopt Rina een
huis. Ze vertrekt enkele maanden later.
De lerares Frans heeft een
reisje gepland naar Parijs. Ik reken er al helemaal op dat ik niet mee kan
vanwege het werk dat ik er nu bij heb, maar het loopt allemaal soepel en ik kan
vrij krijgen. Met alle vrouwen Frans stap ik in de bus naar Parijs. Rachel zit
ook in die klas en het wordt een ware belevenis. We slapen in een soort jeugdherberg vlakbij
de Notre Dame. We bezoeken Centre Pompidou, het Louvre, eten in leuke
restaurantjes en gaan ook naar het huis van Rodin. Daar geniet ik nog het
meeste van. Maar moe, moe! We lopen hele einden door Parijs. Ik heb geen voeten
meer over en als we even stilstaan en ik de gelegenheid vind, ga ik languit op
de stoep liggen met mijn benen omhoog tegen een muurtje. Rietje is zo vrolijk
en met armen wijd uitgespreid kan ze
zich af en toe niet beheersen en danst draaiend en springend door de stad.
Rachel en ik hebben het grootste plezier om die groep uitgelaten vrouwen waar
we zelf ook deel van uitmaken.
Dan missen we plotseling
twee vrouwen. Een paar medestudenten denken dat ze op een of andere manier een
afspraak gemaakt hebben met mensen die ze ontmoet hebben, maar ze zijn daar
niet echt duidelijk over geweest. Ze komen ook later in de herberg niet
opdagen. Iedereen is in rep en roer. Ankie, de docente voelt zich
verantwoordelijk en kan dit ‘grapje’ niet waarderen. Je zou van volwassen
vrouwen toch wat meer sociaal gedrag verwachten. Gelukkig zijn ze de volgende
morgen aan het ontbijt toch weer aanwezig. We vertellen hen wel dat ze ons op
zijn minst hadden moeten waarschuwen
1978-1982
De
kinderen worden groter. Tommy is een rustige puber. Mark en Peter botsen
geregeld.
Als
we aan tafel zitten kan Mark erg dwars naar zijn vader reageren. Hij voelt zich
vaak onrechtvaardig behandeld door Peter. Helaas moet ik het vaak met Mark eens
zijn en kan de methoden van Peter, die zich eerder nooit ergens mee bemoeide,
niet volgen. Soms schiet hij geweldig uit zijn slof vanwege een onbenulligheid,
net zoals hij dat ook tegen mij kan doen. Voor de goede orde wil ik er niets
van zeggen als Peter hem onder het eten naar zijn kamer stuurt. Mark is dan
woedend en loopt huilend en stampvoetend de trap op. Na een tijdje wil Peter
dat ik hem terughaal om te eten. Ik weiger en zeg dat hij het zelf moet regelen
met Mark.
Ik probeer hem regelmatig duidelijk te maken als
de kinderen er niet bij zijn dat ik het niet eens ben met zijn zienswijze en de strafmaatregel, maar
het is een onbegonnen zaak.
Nu
is het zo geweldig uit de hand gelopen. Peter lijkt steeds agressiever te
worden. In zijn boosheid grijpt hij een vork van tafel die rakelings langs Mark
heen scheert. Ik ben des duivels en sta rechtop aan tafel. Mijn ogen schieten
vuur. Ik ben zo helder aanwezig en weet precies wat ik zeg. Hij heeft zich
nooit met de opvoeding bemoeid en dat hoeft hij nu ook niet meer te doen en
zeker niet op deze manier. Ik kan de opvoeding van de kinderen zelf wel aan. Hij heeft altijd gezegd: ‘wie ze
krijgt mag ze houden’. Hij moet met zijn vingers van de kinderen afblijven. Hij
hoeft zoiets nooit meer te flikken. Ik voel vlammen van boosheid uit mijn ogen
schieten. Ik sta te trillen van kwaadheid en kom tot de ontdekking dat er nog
een persoonlijkheid in mij schuilgaat. Iemand die zich niet laat onderdrukken,
die genoeg kracht over heeft om dingen te veranderen. Ondanks de angst die ik
voor Peters agressie heb, sta ik daar plotseling als een furieuze moeder die
zich niets af laat pakken. Een zelfbewuste vrouw die het anders wil.
Peter
is kennelijk geschrokken. Hij reageert niet en gaat naar zijn werk. Ik wordt me
bewust dat ik een beter leven op kan bouwen voor de kinderen en mezelf.
De
problemen stapelen zich op. Voelt Peter mijn drang naar zelfstandigheid? We
groeien verder uit elkaar. Vrijen wordt een steeds groter drama. Hij dwingt me
vloekend en met kracht regelmatig tot dingen die ik niet wil. Als zijn eigendom
heb ik maar te beantwoorden aan zijn wil. Hij drinkt meer en is daardoor niet
helemaal capabel om te vrijen. waardoor de vrijpartijen complete verkrachtingen
worden. Dan voel ik me ziek, misselijk en vernederd. Vaak lig ik te huilen
wanneer hij allang daarna in slaap is gevallen.
Ik
dagdroom steeds vaker over een goede relatie met aandacht, respect en vooral
liefde voor elkaar. Ik begin te flirten en in mijn denken en dromen is ieder
ander beter dan Peter. Ik neem aan dat zulke flirtpartijen hem niet ontgaan. Ik
begrijp aan zijn woorden en vragen dat hij me ’s nachts, wanneer hij vermoedt
dat ik droom, uit probeert te horen. Overdag stelt hij me op een slinkse manier
vragen om me een bekentenis af te dwingen. Af en toe word ik middenin de nacht
wakker doordat hij voorzichtig probeert me aan te randen. Hij komt op allerlei
ongeregelde tijden tussen zijn werk door naar huis en laat steeds meer zijn
eigendomsrecht gelden door me geboden en verboden op te leggen die me aan hem
moeten binden. Hij stikt bijna in zijn jaloezie en mij staat het water aan de
lippen. We hebben elkaars leven tot een hel gemaakt.
Ik ben het meer dan zat. Mannen, ze zijn
allemaal hetzelfde. Ze zijn gevoelloos, emotieloos en proberen je alleen maar
in bed te krijgen. Mijn lesbische vriendinnen geven me een vruchtbare
voedingsbodem voor mijn waarheid over mannen. Ik begin me aardig thuis te
voelen in het vrouwenwereldje. Ans is helemaal verkikkerd op de docente Lidia
en dat kan ik me best voorstellen. Dan krijg ik plotseling toch zo’n lief
briefje van Lidia na de les en nog een en nog een. Ans en ik gaan bij haar op
bezoek en het is heel gezellig. Ik heb niet zoveel te melden, maar Lidia en Ans
des te meer. Hun conversatie is geanimeerd. Ik ben heel gevoelig voor de
attenties en de aandacht die Lidia me geeft en ga ook alleen bij haar op
bezoek. De vrouwenliefde is zo anders. Ik voel me erg gestreeld en gewaardeerd.
Ik heb weer even het gevoel samen alles te kunnen delen.
Is het wel zo anders dan de
heteroliefde? De jaloezie en het verdriet van de afwijzing is niet anders. Ans
heeft het er heel moeilijk mee. Zijn het spelletjes die er worden gespeeld?
Zijn het dezelfde spelletjes als de kringetjes waar mannen en vrouwen in
ronddraaien en is mijn verzet tegen mannen wel eerlijk? Voorlopig stel ik me
deze vragen nog niet en laat me een tijdje meeslepen in het cultuurtje dat me
in de schoot wordt geworpen. Toch is mijn relatie met Lidia van korte duur.
Ingrid, één van de vrouwen
uit mijn klas, heeft zo’n goed huwelijk. Dat roept ze dagelijks en dan
plotseling komt ze huilend op school. Ze wil scheiden. Ze houdt van Bea, die
ook bij ons in de klas zit. Alle vriendinnen wapenen zich en als Ingrid een
huis krijgt en plotseling in het ziekenhuis beland, werken we samen keihard aan
haar flatje. Als ze thuiskomt vindt ze een gespreid bedje. Iedereen heeft een bijdrage
geleverd. Ik heb twee klapstoeltjes over, Ans een tafel en Bea brengt allerlei
keukengerei binnen. Ingrid is dolgelukkig en zo dankbaar. Ons
gemeenschapsgevoel is een basis om alles te doorstaan.
Met het nieuwe autootje
gaan Ans en ik in de voorjaarsvakantie op pad. Ans heeft een tent met
toebehoren en haar zoontje is die week bij zijn vader. Zij hebben voor een
nieuwe constructie gekozen. Een co-ouderschap. Zo dragen ze beiden de
verantwoording voor hun kind. Mooi dat zoiets kan tegenwoordig, maar het is
voor mij niet weggelegd. Gelukkig zijn de jongens wat groter en hebben ze er
geen probleem mee zichzelf te redden voor een paar dagen. Ik heb alles voor ze
geregeld, dat gaat wel goed.
We gaan naar de Ardennen.
Boeken en breiwerk mee, Ans is een fervent
breister. We wandelen, springen over beekjes en bezoeken idyllische dorpjes.
Samen zitten we ’s avonds in de koude tent op onze matrasjes in de slaapzak met
dikke truien aan te breien. Honderd uit vertellen we elkaar en ik beweer dat
Ans zich niet zo druk moet maken om Lidia. Dat is ze helemaal niet waard. Maar
het zit diep bij Ans.
Na de voorjaarsvakantie
gaan we er weer tegenaan. De docenten zijn allemaal heel gemotiveerd om ons
over de eindstreep te trekken. Voor wiskunde mogen we met de klas, die niet zo
groot meer, is bij Willy thuiskomen en krijgen we bijles. Ze wil ook nog extra aandacht besteden
aan de laatste hoofdstukken van het boek. Het blijkt echt nodig te zijn, want
ik heb er nu toch meer moeite mee.
In het verzorgingshuis zijn
allerlei nieuwe zaken aan de orde. Marian is veel ziek. Ze heeft rugklachten en
er is een nieuw hoofd aangesteld die de opdracht heeft de afdeling
activiteitenbegeleiding uit te breiden. Dat biedt ook perspectieven voor mij, maar voorlopig
heb ik aan die acht uur nog even genoeg. Vanmorgen leid ik De Korf voor het
eerst alleen. Ik haal de kar met koffie en thee uit de keuken naar boven en
zorg dat alles verder is voorbereid. Het is eenvoudig werk. Vlak voor tienen
druppelen de eerste bewoners binnen. In feite is er niemand die een eigen plek
heeft, maar dat is moeilijk te handhaven. Iedereen zit gebakken aan een
vastgeroeste gewoonte en er wordt heel boos gedaan als iemand een plaatsje
heeft ingenomen dat normaal door een ander wordt bezet. Wij bemoeien ons daar
zo min mogelijk mee. Meestal wordt het onderling uitgevochten. Vanmorgen is er
geen vuiltje aan de lucht. Er wordt gebreid gehaakt en geborduurd. Het is
geweldig om te zien hoe sommige bewoners op een simpele manier heel creatief
kunnen zijn. Mevrouw Jacobs maakt altijd fantasie kussens. Ze borduurt
prachtige patronen. Ze is nu bezig met veel fijnere wol en kleinere
kruissteekjes. Ze werkt vanuit het midden volkomen op haar fantasie en het gaat
er schitterend uitzien in allerlei mooie kleuren. Wij werken de kussens af en
dan worden ze verkocht op de jaarlijkse bazaar. Een groot evenement dat
verspreid over de hele benedenverdieping van het verzorgingshuis plaatsvindt.
En dan zijn de examens.
Op de examendagen zit ik
iedere morgen als versteend in de auto. Ik neem wat kalmerends in, maar die
pillen lijken totaal geen effect te hebben. Na ieder vak haal ik weer even
opgelucht adem. Ik ben zo bang dat ik het niet haal. Het voelt alsof mijn hele
leven er vanaf hangt. Ik moet het gewoon halen!
Mark blijft dit jaar waarschijnlijk
zitten. Het is moeilijk hem gemotiveerd te krijgen, zodat hij zijn capaciteiten
gaat benutten. Hij kan veel beter leren dan Tom. Misschien komt het ook wel
door alles wat de jongens nu meemaken. Gelukkig is het de laatste tijd rustiger
en ik heb de indruk dat ze ook weer een betere band met hun vader krijgen.
Ondanks alle problemen met het groter worden, zijn het heerlijke jongens en
geniet ik ook veel van hun aanwezigheid. Mark is een gezellige kletskous en
heeft altijd wel iets te vertellen. We kunnen steeds beter met elkaar
communiceren ook al draait het zo af en toe op een behoorlijke woordenwisseling
uit. Hij is niet een van de gehoorzaamste. Tom is heel wat rustiger, maar niet
zo’n prater. Hij gaat zijn eigen gangetje en vaak heb ik het gevoel dat hij me
maar laat praten. Ik ben wel blij dat die verkering met dat meisje is afgelopen
en hij zelf tot de ontdekking kwam dat ze niet geschikt voor hem was.
De kopklas automonteur is
geen succes. Ik ben bang dat hij het niet haalt en we gaan op zoek naar een
andere school. In de provincie Utrecht vinden we een opleiding voor jongens die
vrachtwagenchauffeur willen worden, maar we krijgen te horen dat hij inmiddels
voor die opleiding te oud is. Daar ga je toch vanuit je dak! Hij is verdorie amper
18 jaar. Dacht ik er goed aan te doen hem naar die kopklas te sturen. Daar
hebben we ons mooi op verkeken. Had hij dus direct vanaf de Mavo naar die
opleiding moeten gaan. Nu wil Tom niet meer naar school en gaat een baantje
zoeken en zijn rijbewijs halen. Daarna zien we wel weer verder.
Geslaagd!
Vier achten en drie zevens
staan er op mijn eindlijst.
Carla, Ans en ik zijn
vanmiddag bij Willy voor haar verjaardag. We zijn uitgenodigd en zij heeft de eindlijsten. Dat
is dubbel feest. Morgen zal de brief wel
in de bus liggen. Dat is weer eens iets anders dan een dreigbrief. Daarna
brengen we de avond met zijn drietjes bij mij thuis door. We praten en maken
plannen wat we verder gaan doen. Ans is nog altijd zwaar onder de indruk van
Lidia, maar ik ben bang dat het niets wordt met die twee.
Ik ga de cijferlijst van
school ophalen. Ik ben heel blij met mijn diploma. Nu kan ik me voor het
volgend jaar bij de SOSA aanmelden voor een opleiding arbeidstherapie.
In de kantine is het
gezellig en er worden mensen verzameld voor een eindfeest over tien dagen.
Rachel studeert twee vakken tegelijk per jaar en komt ook de cijferlijst halen.
Het weekend gaat zij naar Slagharen met de kinderen en ik ga naar mijn ouders
op de camping.
We hebben Rina’s kleine
caravan van stal gehaald en die staat nu voor de grote caravan van onze ouders.
Ze heeft een piepklein oud, bijna antiek caravannetje, helemaal van hout. Ze
kocht hem een paar jaar geleden en haar- en mijn vader hebben hem in die zomer
helemaal gerestaureerd. Ieder jaar gaat ze op vakantie naar het buitenland.
Meestal met een collega of vriendin. Onder het opklapbare venster aan de
achterkant heeft ze met nagellak
‘Poepie’ geschreven. Poepie heeft al menige vakantie achter haar auto
gehangen. Hier en daar moet hij wat bijgewerkt, nagekeken en in orde gemaakt
worden, want Rina en ik willen volgend weekend naar Zeeland. Een voorproefje op
de zomervakantie naar Frankrijk.
We poetsen en schilderen en
Rina heeft het flesje nagellak meegenomen om ‘Poepie’ nog eens iets te
accentueren.
Ze is helemaal hersteld van
de darminfectie, die heeft een grote en langdurige aanslag op haar gepleegd. Na
haar verhuizing is ze gelukkig weer helemaal ‘de oude’ geworden.
De caravan heeft in Zeeland
prima dienst gedaan en we kunnen er in de grote vakantie goed de weg mee op.
Mark gaat mee, Tom wil thuisblijven. Hij brengt ons weg naar Rina om ons
vandaar uit te zwaaien als we naar Frankrijk vertrekken.
“Dan weet ik tenminste
zeker dat jullie vertrokken zijn”, zegt hij lachend. Ik hoef niet bang te zijn
dat hij zich verveelt, hij heeft genoeg te doen en er zijn mensen om hem heen
waar hij op terug kan vallen. Ik ben blij dat hij zichzelf goed kan redden. Hij
is altijd een ‘einzelgänger’ geweest. Als kind al zat hij uren alleen op zijn
kamer boven en moest ik hem ’s avonds roepen om naar beneden te komen voor een
beker chocola. Hij weet zich prima te vermaken.
Parijs heerlijk, ik ben er
nu verschillende keren geweest en kan er nooit genoeg van krijgen. Met Peter,
Anton en Lisa ben ik er voor het eerst geweest, een lang weekend nu alweer
jaren geleden en nog maar pas met de vrouwen van school. Dit wordt de derde
keer op doorreis naar het zuiden en de Franse Alpen. Voor Mark is het de eerste
keer. We zoeken een camping op even buiten de stad op het eilandje Ile de
France middenin de Seine. Van daaruit rijden we naar het centrum en kunnen
wonderwel de auto parkeren in de stad voor een politiebureau. Parijs is altijd
weer boeiend. We zitten op een terrasje terwijl straatartiesten ons vermaken.
Een clown loopt met veel mimiek achter voorbijgangers aan en op het plein bij
Centre Pompidoe staat een bejaarde balletdanseres in een tutu te trippelen op
haar tenen. Een Zuid-Amerikaanse band speelt prachtige muziek. Op de grote
roltrappen gaan we naar binnen. Met de ondergrondse naar de Eiffeltoren en
vanaf de Sacré Coeur overzien we heel Parijs en wandelen over Montmartre. We
beklimmen de Notre Dame en ik sta op het dak doodsangsten uit vanwege mijn
hoogtevrees. Als we ‘s avonds terugkeren naar de caravan raken we de weg kwijt
en terwijl we door een vreemde logica gedreven achter een andere auto aangaan,
rijden we plotseling moederziel alleen over de weg, want onze voorganger is
duidelijk thuisgekomen en de oprijlaan van zijn huis ingeslagen. Lachend rijden
we verder en vinden uiteindelijk de camping terug. Twee dagen en nachten Parijs
en daarna gaat de reis weer verder naar het zuiden. Rina en ik rijden om de
beurt. Het is wennen met een caravan achter de auto en ik ben geneigd in een te
lage versnelling te rijden. Ik heb er moeite mee als Rina me corrigeert, want
ik wil het zo graag goed doen. Steeds weer moet ik bewijzen dat ik het kan en
voel me gauw onderuitgehaald en onzeker.
We genieten van de reis en
al het moois dat we onderweg tegenkomen. We rijden langs de pas aangelegde
route van de hoge snelheidstrein en bij een brug stoppen we. Waarschijnlijk
komt er ieder half uur een intercity langs en we hopen dat er eentje onder ons
door zal rijden. Vol verwachting staan we op de brug te wachten.
“Ja Mark, daar komt hij
aan.” Met zijn drieën enthousiast zwaaiend staan we hem op te wachten.
Wat een schrik met een
daverend geloei van de claxon raast hij onder ons door.
“Zag je de machinist”, roep
ik geschrokken, “hij zwaaide terug.”
En verder gaat de reis. We
overnachten op verschillende plaatsen en Mark helpt mee de caravan af en aan te
koppelen. Castellane is een goede standplaats voor wat langere tijd. Van
daaruit maken we tripjes in de omgeving. Bij een Frans verkeersbureau boeken we
een georganiseerde wandeling in de Gorge du Verdon. We lopen door een koele tunnel
in de berg, komen op verschillende plekken door een opening in de bergwand weer
naar buiten, gaan langs afgronden om over griezelige trapjes en langs steile
rotsen weer verder te wandelen. De hoogtevrees speelt me zwaar parten, maar ik
ga dapper door.
De volgende dag gaan we
richting Rivièra. We bekijken Monaco en wandelen in de brandende zon langs de
boulevard. Op de terugweg pakken we Nice nog even mee, alle raampjes van de
auto wijd opengedraaid. Teruggekeerd in Castellane drinken we op een terrasje onder de druivenranken een
glaasje wijn bij een heerlijke maaltijd. In de caravan leert Rina me
eenpansgerechten te maken met wat groenten, uien en knoflook met een plak ham
of ander vlees. Iedere keer smul ik dat het een lieve lust is. Daar had ik in
mijn vorig leven toch niet mee aan hoeven komen. Wat is dat voor shitzooi zou
ik te horen hebben gekregen. Ja, het speelt nog altijd een rol en is nooit
helemaal weg uit mijn gedachten. Ik geniet met volle teugen van het nieuwe
leven. Dan reizen we weer af naar het noorden.
Genéve, dat is van hieruit
ook haalbaar. Wat een prachtig groot meer en die schitterende luxe. Ik kijk
mijn ogen uit. De auto’s die voor de hotels geparkeerd staan, de riante
gebouwen. In een groot warenhuis worden horloges te kust en te keur aangeboden.
Mark koopt een uurwerkje van zijn spaargeld. Ik koop een paar oorbellen.
We moeten langzamerhand op
de terugweg, want ook dit jaar is er weer een afspraak gemaakt met de vrienden
van Rina dat we elkaar voor een paar dagen in Albertsville zullen ontmoeten. Ik
kan het nu ook meebeleven. Er werd een tijd geleden een grote kaart van de
regio uitgespreid en Justin prikte die locatie.
Vol goede moed gaan we dan
zachtjesaan verder in noordelijke richting. Onderweg merkt Rina dat er iets mis
is met de caravan. We rijden Gap uit en gaan een steile helling op. De auto
trekt naar links en Rina zet de wagen aan de kant. Als we uitstappen ontdekken
we een lekke band aan een van de twee wieltjes van de caravan. We moeten hem
afkoppelen maar de weg is erg steil en het risico dat het caravannetje, waar
geen rem op zit, de weg af zal rollen is niet uitgesloten. Langs de weg is een
groenstrook en Mark gaat op zoek naar een blokkade. Even later komt hij terug
met een grote baksteen. Rina parkeert
nog eens door verder in te draaien en zo staat hij veilig genoeg om hem af te
koppelen. Ik ben blij dat Rina al meer ervaring heeft met haar caravan en ik
vertrouw helemaal op haar deskundigheid. Toen ze het vakantieoptrekje kocht zat
er geen extra wiel bij. Ze heeft veel moeite moeten doen om er het juiste
reservewiel bij te krijgen. Nu zijn we daarmee uit de brand. Met het nieuwe
pootje onder Poepie gaan we weer verder.
Er zijn twee mogelijkheden
om in Albertsville te komen. Over de berg of om de berg, maar eromheen is een
grote omweg. We raadplegen het ANWB boek met autokaarten en lezen dat de pas
toegankelijk is voor caravans en omdat het al laat is besluiten we de kortste
weg over de berg te nemen. Vol goede moed gaan we naar boven. Als we een
kwartiertje gereden hebben passeert ons een tegenligger. De chauffeur wijst op
zijn voorhoofd en verbaasd kijken Rina en ik elkaar aan. We hebben geen idee of
er iets aan de hand is en zijn weleens vaker vreemde mensen tegengekomen die er
misschien moeite mee hebben dat twee vrouwen samen op stap zijn. Goed, we nemen
het maar weer voor lief en rijden rustig verder.
De weg wordt slechter en
smaller. We zijn nog lang niet boven. Er kruisen ons geen nieuwe tegenliggers
en het is prachtig weer. Gaandeweg kijken we elkaar weer aan. De bergpas wordt
toch wel heel smalletjes en kronkelt van links naar rechts. Ik heb het
behoorlijk te stellen met mijn hoogtevrees. Rina rijdt en ik kan me wel aan
haar rijkunst toevertrouwen, maar hoogtevrees is een vreemd verschijnsel. Ik
klem mijn handen regelmatig aan de stoel vast en zie ons in gedachten al naar
beneden tuimelen. Het gaat bijna stapvoets de bergpas op, zo langzaam dat we
vermoeden erg laat op de afgesproken plek aan te zullen komen. Als we de
buitenbocht nemen en ik het gevoel heb dat we langs het randje van de afgrond
rijden zonder vangrail, staan we plotseling oog in oog met een grote camper die langs de binnenkant tegen de
steile wand van de berg naar benden komt. We kunnen elkaar onmogelijk op deze
manier passeren. De bestuurder gebaart ons dat we achteruit moeten rijden. Het
benauwde zweet breekt me uit en Rina vloekt.
“Dat kan toch niet” probeer
ik voorzichtig.
“Ik zou niet weten hoe het
anders moet,” zegt Rina.
“Kan hij niet beter
achteruit en de buitenbocht nemen,” probeer ik nog eens, maar Rina heeft hem al
in de achteruit gezet en heel voorzichtig draait ze de combinatie naar achteren
tot aan het randje van de afgrond. Ik doe het bijna in mijn broek van angst. De
camper volgt ons vooruit en zo gauw er meer ruimte is passeert hij en stopt
achter ons. Wij rijden weer iets meer
naar voren om wat veiliger aan de binnenkant van de weg te staan en
stappen uit.
De man en vrouw van de
camper komen ook uit Nederland en met een zucht van verlichting kunnen we
elkaar te woord staan. Hij zegt dat er geen andere mogelijkheid was. Zijn wagen
is te zwaar voor de uiterste buitenkant van de afgrond en daardoor wordt
het risico dat de berg af zal brokkelen
te groot.
Volgens hem is de pas niet
vrijgegeven voor caravans, maar we laten hem onze informatie zien. We hebben
niet gefantaseerd als we beweren dat de weg volgens de ANWB wel geschikt is.
Hoe dan ook, we hebben het er heelhuids afgebracht en vervolgen onze weg. Veel
later dan afgesproken komen we aan in Albertsville op de camping. Iedereen
verwelkomt ons vrolijk en we kunnen meteen aanschuiven en genieten van een
heerlijke barbecue.
Met een groep van acht
volwassenen en vijf pubers trekken we de bergen in. We maken prachtige
wandelingen houden sneeuwbal gevechten en eten gezamenlijk. De jongens vermaken
zich prima samen en komen bibberend
terug uit het ijskoude bergstroompje. ’s Avonds worden er kwartjes verzameld en
de laatste die daarmee onder de douche gaat neemt de plasticbak mee en tapt
heet water voor de afwas.
De band van de caravan
hebben we laten maken in Albertsville maar hopen hem niet weer nodig te hebben.
Na een paar bijzondere dagen gaat iedereen weer zijns weegs en wij gaan verder
naar het noorden, richting Luxemburg. De woeste, steile Alpen laten we achter
ons en het landschap gaat over in de rust en kalmte van het Juragebergte. We
kamperen langs een kabbelend bergstroompje dat dag en nacht haar muziek laat
horen. Verdiept in een boek is hij op de achtergrond constant aanwezig. Tijdens
een bezoekje aan de stad Luxemburg nemen we een paar flessen likeur mee, want
die zijn daar zo goedkoop. De laatste dagen kunnen we het kalm aan doen. Er
zijn zoveel indrukken bij me binnen gekomen. We hebben een heerlijke vakantie
gehad en dan kan het gewone dagelijks leven en de routine van het werken, leren
en thuis zijn weer beginnen.